3.7 Krusemans privéleven
Aan het eind van de jaren twintig, begin jaren dertig was ook het privéleven van Kruseman niet onbewogen. Het voorspoedige verloop van zijn carrière maakte dat zijn ouders in november 1827 verhuisden naar hun zoon in Den Haag.1 Ruim een jaar later, op 3 maart 1829 overleed zijn vader Alexander Hendrik Kruseman.2 Vanaf 1830 woonde Cornelis, samen met z’n moeder en zus Geertruida, aan de prestigieuze Prinsegracht wijk W nummer 103.3 In datzelfde jaar portretteerde Kruseman zijn moeder nog, voor haar overlijden op 26 augustus 1831, met zijn broer Johan Diederik en diens jonge gezin [1-3].4
Op 3 oktober 1832 trouwde Kruseman met Henriette Angelique Meijer (1800-1868), een nicht van kunstenares Marianne Antoinette Meijer (1804-1886).5 Er is weinig over zijn echtgenote bekend, behalve dat Kruseman volgens biograaf Van Westrheene ‘in zijne gade vond, iemand die hem in zijn streven begreep, die met de teêrste liefde heeft gedeeld in al zijn lief en leed, aan wie hij zich van zijne zijde met dankbare tederheid voelde gehecht.’6 Volgens haar echtgenoot aquarelleerde ze alleraardigste bloem- en vruchtstillevens, net als haar nicht en veel van haar tijdgenotes.7 Publicist Johannes Jacobus Franciscus Wap (1806-1880) schreef omstreeks 1843-1844 over haar: ‘Hij [Kruseman] is gehuwd met Mejuffrouw Henriette Angelique Meijer van Amsterdam, eene begaafde vrouw, die zelve geene vreemdeling is in de schilderkunst, en uitmunt door veelzijdige kennis en de edelste zielshoedanigheden.’8
In augustus 1838 reisde Kruseman samen met zijn echtgenote door Europa.9 Welke landen er precies zijn aangedaan is onbekend, maar onder andere dankzij de opgave van leerling en vriend Johannes Bosboom voor Immerzeels Lexicon weten we in ieder geval dat Bosboom en het echtpaar Kruseman in 1838 enige tijd met elkaar in Parijs en Rouen hebben doorgebracht [4].10
1
Cornelis Kruseman
Portret van Cornelia Bötger (1762-1831), ca. 1830-1831
Den Haag, Kunstmuseum Den Haag, inv./cat.nr. 11-1935; 52c
2
Cornelis Kruseman
Portret van Johannes Diederik Kruseman (1794-1861), ca. 1830-1831
Den Haag, Kunstmuseum Den Haag, inv./cat.nr. 11-1935; 52b
3
Cornelis Kruseman
Portret van Johanna Cornelia Maria Kruseman (1827-1914), ca. 1830-1831
Den Haag, Kunstmuseum Den Haag, inv./cat.nr. 11-1935; 52a
4
Cornelis Kruseman
Schetsblad waarop o.a. portretten van Johannes Bosboom, ca. 1837-1839
Whereabouts unknown
Notes
1 Brief Cornelis Kruseman aan Louis Royer van [zonder dag] januari 1828 (Archief Familie Alberdingk Thijm inv.nr. 5234, collectie KDC, Nijmegen).
2 In de overlijdensakte staat als sterfplaats aangegeven ‘in het huis Wijk K nr. 229’ (Haags Gemeentearchief, Archief Burgerlijke Stand, toegangsnr. 0335-01.1241 Overlijdensakten Den Haag, aktenr. 271).
3 Uit de gegevens van de Haagse volkstelling van 1830 is af te leiden dat Kruseman woonde aan de Prinsegracht nr. 103 A samen met zijn moeder, zus Geertruida Philippine, en hun dienstbodes mevrouw Anna Johanna van der Meulen 18 jaar uit Leeuwarden en Alida Weekhout 24 jaar uit Brummen. Bij de volkstelling van 1840 is het gehele huis aan de Prinsegracht 103 bewoond door de familie Kruseman zijnde Cornelis en zijn vrouw Henriette Meijer, zus Geertruida en twee dienstboden Petronella Mozes 38 jaar en Maria van Galter 23 jaar, beiden uit Den Haag: Volkstellingregister 1840, Haags Gemeentearchief.
4 Dit familieportret is op zeker moment versneden. Alleen de gezichten van een oudere vrouw, de moeder Cornelia Bötger, broer Johan Diederik en zijn vierjarige dochtertje Johanna Cornelia Maria, zijn bewaard gebleven. Cornelia Bötger overleed 26 augustus 1831 te Den Haag: toegangsnr. 0335-01 Ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage, inv.nr 1216, Haags Gemeentearchief. Broer Johan Diederik en zijn gezin keerde in april 1830 terug uit Indië.
5 Henriette Angelique Meijer is geboren op 20 november 1800 te Amsterdam, dochter van George Hendrik Meijer en Anna Maria Kierulff, Luther Evangelisch. Getuigen bij het huwelijk waren oud-leerling en vriend Isaac Cornelis Elink Sterk, zwager Augustus Elink Sterk, Diederik Johan Christiaan Meijer en Jean Zacharie Mazel (1792-1884), later secretaris-generaal van het ministerie van Buitenlandse Zaken, tevens directeur van het Mauritshuis, kunstverzamelaar en etser, tekenaar, graveur en lithograaf.
6 Van Westrheene 1859, p. 12.
7 Brief van Cornelis Kruseman aan David Bles van 7 februari 1842 (collectie Haags Gemeentearchief, inv.nr. 8001-01 Schildersbrieven-Bijzondere Collecties - OV 2 (C. Kruseman).
8 Wap et al 1844-1851 (z.p.).
9 Volgens de opgave in het Register van buitenlandse paspoorten stond gepland dat de reis in 1838 ging over Keulen door Duitsland, Zwitserland, Frankrijk en Italië. (Haags gemeentearchief, archieftoegang 0352-01 Stadsbestuur van ’s-Gravenhage: Register van Buitenlandse paspoorten) Deze bestemmingen zijn niet allemaal aangedaan, Geudeker 2016, p. 181, nr. 45; Kruseman ging geregeld op pad. Zo bezocht hij in de jaren dertig een aantal keer Parijs: Ising 1870a. In 1839 ging hij zowel in september als midden oktober naar Brussel, waar hij in Hôtel de Suède respectievelijk in Hôtel de Brabant verbleef: Appendix V ‘Hotel registratie van de politie te Brussel 1835-1850’ in: Van Heteren en De Meere 1998, pp. 122-129. In een brief van 16 september 1839 aan G.M.C. Hooft, secretaris van de Haagse Commissie van de Tentoonstelling van Levende meesters, spreekt Kruseman over de terugkomst van een Belgisch reisje, (Rijksmuseum collectie schildersbrieven). Begin november 1839 is de kunstenaar weer in Den Haag [brief aan E.J. Potgieter van 6 november 1839, (collectie Amsterdam UVA, UB: HSS-mag.: Af59:b)].
10 Enquêteformulier ingevuld door Johannes Bosboom, J. Immerzeel 1840, RP-D-2016-6-42; Neef Jan Diederikus Kruseman (1828-1918) voegde daaraan later toe dat echtgenote Henriette de beide mannen op hun tocht had vergezeld: J.D. Kruseman, Den Haag 1 februari 1893, Levensloop van J. Bosboom, waarschijnlijk opgetekend t.b.v. H.L. Berckenhoff (RKD collectie J. Bosboom, (0256) inv.nr. 2 (map Kruseman).