Cornelis Kruseman (1797–1857)

RKD STUDIES

4.3 Contacten en werken in Rome


In Dubourcqs reisnotities komt Kruseman naar voren als een gevestigd en gewaardeerd kunstenaar in Rome. Men kwam er graag even langs voor een praatje en om nieuwtjes te horen uit het vaderland. En ook tijdens de tripjes buiten Rome ontmoette het echtpaar verschillende mensen. Van sommigen maakte Kruseman hun portret in potlood.1 Cornelis kende ondertussen diverse Duitse, Belgische en Franse kunstbroeders die actief waren in Rome voornamelijk op het gebied van historie- en genreschilderkunst.2 Zo had hij contact met de Franse beeldhouwer en schilder Paul Delaroche (1797-1856), schoonzoon van de door Kruseman zo bewonderde Horace Vernet (1789-1863).3 Delaroche, die met zijn gezin enige tijd in Rome verbleef, had net als Kruseman een opdracht van Koning Willem II gekregen en deze in 1843 afgerond [1]. Een andere door Cornelis gewaardeerde kunstenaar was de Russische historieschilder en portrettist Karl Pavlovich Brullov (1799-1852): ‘Deze uitstekende kunstenaar is mijn vriend en goede raadsman / en zulke zoekt Diogenes terecht / en zulke zijn hoogst zeldzaam.’4

Kruseman kreeg ondertussen een hernieuwde belangstelling voor het Italiaanse landleven. In Nederland was Krusemans productie van Italiaanse voorstellingen beperkt gebleven, met een kleine opleving eind jaren dertig. In Italië pakte hij de draad weer op en ontstonden er zeker acht grote schilderijen met deze thematiek. In 1843 zond hij drie werken vanuit Rome naar de Haagse Tentoonstelling van Levende Meesters: Een huiswaarts kerende herdersfamilie, uit de omstreken van Rome, Een groep van vijf figuren, uit Ischia en Procida en Een meisje, den handkus toebrengende aan eene non der Heilige Theresia-orde [2-3].5 Het werk met de herdersfamilie kwam in de prestigieuze collectie van de Prins van Liechtenstein.6 Een verblijf in Albano omstreeks 1843 inspireerde Kruseman tot Een meisje uit de omstreken van Ariccia, dat hij opdroeg aan zijn echtgenote en nog steeds in familiebezit is [4]. Op de Haagse Tentoonstelling van 1845 exposeerde hij zijn Oude afgematte herder ondersteund door zijn dochter [5].

1
Paul Delaroche
Moederliefde, 1843 gedateerd
Luxemburg, Villa Vauban - Musée d’Art de la Ville de Luxembourg, inv./cat.nr. 92


2
Cornelis Kruseman
Een Italiaanse volksgroep van vijf personen uit Ischia en Procida, 1842 gedateerd
Leeds (West Yorkshire), particuliere collectie Hamer Stansfeld


3
Cornelis Kruseman
Een meisje de handkus toebrengende aan eene non der Heilige Theresia-orde, uit Napels, 1842 gedateerd
Private collection

4
Cornelis Kruseman
Een meisje uit de omstreken van Ariccia, 1843 gedateerd
Private collection


In de zomer van 1843 kreeg Kruseman een opdracht van de Russische prins Lev (Leon) Kotchoubey (1810-1890).7 Het schilderij, waarvan de compositie nu alleen nog bekend is dankzij een door Kruseman gemaakte litho uit omstreeks 1848, was geïnspireerd op een passage uit de zendbrief van de apostel Jacobus: ‘En het gebed des geloofs zal den zieke behouden, en de Heere zal hem oprichten, en zo hij zonden gedaan zal hebben, het zal hem vergeven worden (Jacobus V:15).’ [6]. Het doek, waarvoor de kunstenaar 5000 francs ontving, werd, passend bij zijn internationaal georiënteerde opdrachtgever en ongetwijfeld op diens verzoek, tentoongesteld op de Parijse Salon van 1844.8 Het was de tweede en tevens laatste keer dat Kruseman daar werk toonde; in 1841 had hij deelgenomen met het schilderij Hongaarse muizenvalverkopers [7].9 Zijn Het gebed des geloofs zal den kranken herstellen werd er met een van de gouden medailles bekroond.10 In mei van datzelfde jaar werd Kruseman, hoewel nog in Italië, aangesteld tot lid van de Vierde klasse van het Koninklijk Instituut, het toenmalige adviesorgaan voor cultuurbeleid, en kreeg dus de rol van adviseur op het gebied van het kunstbeleid voor de regering.11

Krusemans waardering in hofkringen werd in 1845 onderstreept door de aankoop van het schilderij Een Albanese vrouw met twee kinderen door prinses Marianne van Oranje-Nassau (1810-1883) tijdens haar oponthoud in Rome.12 Cornelis maakte in hetzelfde jaar nog een tweede versie van deze compositie getiteld De gevangen vlinder [8]. In de winter van 1846 was de prinses opnieuw in Rome, waar ze logeerde in Hotel Meloni aan de Piazza del Popolo. Daar bood ze ter gelegenheid van de vierenvijftigste verjaardag van haar broer Willem II een feestmaal aan. Enige in Rome wonende Nederlanders werden uitgenodigd. Zo mochten kunstenaars aanzitten met een koninklijke onderscheiding. Kruseman was daar één van, samen met landschapschilder Abraham Teerlink (1776-1857) en de beeldhouwer Jan Anthonie van der Ven (1799-1866).13

5
Cornelis Kruseman
Een oude afgematte herder ondersteund door zijn dochter, 1842 gedateerd
Private collection


6
Cornelis Kruseman naar Cornelis Kruseman
Het gebed des geloofs zal den kranken herstellen, ca. 1848
Leiden, Prentenkabinet van de Universiteit (Leiden), inv./cat.nr. PK-P-117.534


7
Cornelis Kruseman
Twee muizenvallenverkopers, 1840 gedateerd
Den Haag, Cornelis Kruseman - J.M.C. Ising Stichting

8
Cornelis Kruseman
De gevangen vlinder, Albano, 1845 gedateerd
Den Haag, Kunstmuseum Den Haag, inv./cat.nr. 10-1938


De werkzaamheden aan de door koning Willem II bestelde Johannes de Doper predikende in de woestijn verliepen intussen traag [9]. Kruseman beschreef in een brief aan Bles dat zijn ambitie om in dit schilderij hoge artistieke idealen te verwezenlijken hem er toe brachten telkens veranderingen en verbeteringen door te voeren: ‘Ik ben […] gewoon het onderste uit de kan te zoeken […] en daartoe verander ik dikwijls en voer elke betere gedachte uit, dat is, stel andere figuren op de plaats van die reeds stonden.’14 Het Nederlandse publiek werd ondertussen warm gehouden via korte berichten in het kunsttijdschrift Kunstkronijk en de diverse Nederlandse dagbladen.15 Ook was te lezen over bezoeken door hooggeplaatsten aan Krusemans Romeinse atelier. Ludwig I (König von Bayern) (1786-1868) sprak in juli 1844 zijn bewondering uit ‘over den gloed der kleuren en schoone wijs van modeleren’ in het schilderij.16 In 1846 zag koningin Anna Paulowna (1795-1865) tijdens haar verblijf in Rome het werk in een zeer vergevorderde staat, waarbij zij haar tevredenheid had geuit.17 Toen Kruseman in 1847 de laatste hand aan het schilderij had gelegd, was hij zozeer ingenomen met het resultaat dat hij het in zijn atelier aan Paus Pius IX (1792-1878) wilde presenteren. Een bezoek van de paus aan Kruseman heeft echter niet plaatsgevonden.18

9
Cornelis Kruseman
Johannes de Doper predikende in de woestijn, ca. 1840-1842
Amsterdam, Rijksprentenkabinet, inv./cat.nr. RP-T-1989-147 (R)



Notes

1 Lijst door den schilder C. Kruseman vervaardigde portretten, Archief Familie Kruseman, inv.nr. 34. Kruseman portretteerde in potlood onder meer Dr. Jacques Etienne Chevalley de Rivaz (1801-1863), de bad-dokter van het eiland Ischia, en zijn vrouw Louise Sophie Sauve. Verder tekende hij te Rome Florent Charles Auguste de Liedekerke Beaufort (1789-1855), zijn zoon Hadelin Stanislas Humbert de Liedekerke Beaufort (1816-1890) en zijn echtgenote Marie-Isabelle baronesse de Dopff (1822-1903). Daarnaast ene ‘de heer en mevrouw Mariella (componist) te Verona’; ‘twee Carelli’s (landschapschilder) te Napels’, mogelijk Raffaele Carelli (1795-1854) en/of zijn zonen Gonsalvo (1818-1900) en Gabrielle Carelli (1820-1900), ‘Petrali’, mogelijk componist Luigi Petrali (1815-1855) eveneens te Napels, een ‘Heer v.d. Velde’ en een ‘Heer v.d. Brink’, mogelijk Reinier Cornelis Bakhuizen van den Brink (1810-1865), redacteur van De Gids die op dat moment door Europa reisde maar volgens de literatuur niet verder is gekomen dan Wenen. Bekend is een portrettekening Jonge man met baret, in Adelaar, Roding en Tempel 2003, p. 69 op onbekende redenen geïdentificeerd als de schrijver Hans Christiaan Andersen.

2 Zie de eerder genoemde brieven aan Bles en het reisverslag van Dubourcq. Kruseman maakte bijvoorbeeld in 1847 een portrettekening van de in Dresden geboren beeldhouwer Wolf von Hoyer (1806-1873), die later in prent zou verschijnen.

3 Ising 1858, p. 95.

4 Brief van Cornelis Kruseman aan David Bles van 15 april 1845 (Haags Gemeentearchief, inv.nr. 8001-01 Schildersbrieven-Bijzondere Collecties - OV 2 (C. Kruseman); Milner 1993, pp. 93-96; Petrova 2013.

5 Den Haag 1843, nr.197: Eene huiswaarts keerende herdersfamilie, uit de omstreken van Rome; nr. 198: Een groep van vijf personen, uit Ischia en Procida; nr. 199: Een meisje, den handkus toebrengende aan eene non der Heilige Theresia-orde.

6 Kräftner 2015, pp. 382-383, zie ook hoofdstuk 7 van deze RKDStudy.

7 Geudeker 2012, pp. 58-63. Brief van Cornelis Kruseman aan David Bles van 18 oktober 1843, Den Haag, Haags Gemeentearchief, inv.nr. 8001-01 Schildersbrieven-Bijzondere Collecties - OV 2 (C. Kruseman).

8 De betaling van het doek verliep helaas minder vlot. In zijn brief van 7 augustus 1844 vroeg de prins om verschoning voor het nog niet hebben voldaan van de koopsom van 5000 francs. De voldoening was vertraagd door het overlijden van zijn moeder, maar zou spoedig worden geeffectueerd. Bovendien beloofde de prins het schilderij in Sint Petersburg te exposeren, brief van Léon Kotchoubey aan Cornelis Kruseman van 7 augustus 1844, Archief Familie Kruseman.

9 Sanches et al 1999-2012, Salon de 1841: ‘Kruseman (C.) à La Haye; et à Paris, chez M. Duval-Lecamus, 7, rue de Coq-Saint-Honoré, no. 1123: Paysans hongrois, marchands de souricières.’ Toen Kruseman met zijn vrouw in juli 1841 Parijs bezocht was de Salon vermoedelijk al afgelopen. In de periode 1831 tot 1848 begonnen de Salons rond midden maart en duurden over het algemeen twee maanden: Alleman-Cosneau 1995, p. 115.

10 Sanches et al 1999-2012, Salon de 1844: ‘Kruseman (C.), à Rome. no. 1029: La prière de la Foi sauvera le malade.’; Ten Kate 1843-1844a.

11 Hoogenboom 1985, pp. 43-79; de Vierde klasse hield zich bezig met de beeldende kunsten en was samengesteld uit schilders, beeldhouwers, architecten, ‘toonkunstenaars’ en dilettanten of liefhebbers; onder andere Reynaerts 2001, p. 41 ev. en Rademakers 2020, p. 59 ev.

12 Anoniem 1844-1845c; Wap et al 1844.

13 Bastet 1984, p. 170; Strootman 1934; Van der Leer en De Liefde - van Brakel 2010.

14 Brief van Cornelis Kruseman aan David Bles van 26 augustus 1845 (Haags Gemeentearchief, inv.nr. 8001-01 Schildersbrieven-Bijzondere Collecties - OV 2 (C. Kruseman)); Hoogenboom 1992, p. 8. Het Rijksmuseum Amsterdam bezit een grote groep voorbereidende schetsen en tekeningen; Loos 1991; Heijbroek en Bastet 1989, pp. 110-111.

15 Ten Kate 1843-1844; Anoniem 1844-1845, p. 7, ‘Wij zien met verlangen de terugkomst van onzen grooten kunstenaar tegemoet, en gelukkig is zij niet meer ver af; en wij vergasten ons reeds bij voorraad op zijnen Johannes, die ongeveer voltooid moet zijn.’.

16 Bredasche Courant, 16 juli 1844; Identieke tekst in Anoniem 1844-1845a.

17 Anoniem 1846.

18 Hoogewerff 1933, p. 162-163. Hoogewerff merkt op dat de gezant van de Heilige Stoel Z.Exc. de Liedekerke begreep dat de kunstenaar teveel vroeg. Echter, ‘Om van het gezanik af te zijn, zonder den over het paard getilden landgenoot [Kruseman] voor het hoofd te stooten, kwam hij [De Liedekercke] hem in zooverre te gemoet, dat hij een bezoek aan den substituut-staatssecretaris bracht, om dezen wensch te kennen te geven.’

Cookies disclaimer

While surfing the internet, your preferences are remembered by cookies. Cookies are small text files placed on a pc, tablet or cell phone each time you open a webpage. Cookies are used to improve your user experience by anonymously monitoring web visits. By browsing this website, you agree to the placement of cookies.
I agree