2.7 Jonge leraar
Net als veel jonge kunstenaars gaf Kruseman om wat bij te verdienen tekenlessen aan huis bij kinderen uit de Amsterdamse gegoede burgerij.1 Een van die kinderen was Gerard Allebé (1810-1892), vader van de latere kunstenaar August Allebé (1838-1927) [1].2 Kruseman gaf, volgens eigen zeggen toen hijzelf nog een jongen was, al les bij de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen te Amsterdam.3 Uit de ledenlijst van de Stadstekenacademie blijkt dat Kruseman niet lang daarna ook aankomende kunstenaars in de leer had. Al in 1817 gaven Jacob Plügger (1795-1871) en Douwe de Hoop (1800-1830) hem op als leermeester. In 1818 volgden Louis Henri de Fontenay (1800-na 1850) en Johannes Hendrik van West (1803-1881) en het jaar daarop Cornelis François Roos (1802-1884) en achterneef Jan Adam Kruseman Jz. (1804-1862).4 Het waren de eersten van vele kunstenaars die Kruseman in zijn loopbaan zou opleiden, waarover verderop meer.
1
Cornelis Kruseman
Portret van Gerardus Arnoldus Nicolaus Allebé (1810-1892) als jongen, ca. 1818-1821
Amsterdam, Rijksprentenkabinet, inv./cat.nr. SK-A-3049
Notes
1 Van der Chijs 1858, p. 214.
2 Gerard Allebé vertelt in zijn autobiografische notities dat hij tekenles volgt op Krusemans atelier op de hoek van het Singel en de Warmoesgracht: Lohmann-de Roever 1978, p. 36.
3 Ising 1858, p. 97; Kruseman schreef in een brief aan Ising op 7 maart 1857 over een bezoek dat hij in Lisse aan huis kreeg van een liefhebber van kunst die hij vroeger gekend had en tekenles had gegeven bij ’t Nut van ’t Algemeen te Amsterdam.
4 Stadsarchief Amsterdam, Archief van het Bestuur der Stadstekenacademie toegangsnr. 265 43A Naamregister van tekenleden […] en opgave van leermeesters […].