7.3 Een nieuw genre: het Italiaanse landleven
De uitbeelding van het Italiaanse volksleven heeft een lange traditie, die ten dele teruggaat tot de zeventiende-eeuwse bamboccianti, zoals de kunstenaars Karel du Jardin (1626-1678) en Johannes Lingelbach (1622-1674). Deze over het algemeen Nederlandse en Vlaamse schilders werkzaam in Rome, maakten levendige stadsgezichten en landschappen, gestoffeerd met onder andere verkopers van drank en eten, boeren, melkmeisjes, bedelaars en soldaten [1]. Bij de uitbeelding van Italiaanse volkstypen speelde bovendien een opkomende belangstelling in de etnografica een belangrijke rol. Al vanaf de vroege renaissance werden, vooral door reizigers, verzamelingen aangelegd van tekeningen die de streekdracht van de verschillende volken moesten documenteren. Deze werden later in de vorm van gravures verder verspreid.1
In de negentiende eeuw kende het Italiaanse genrestuk een nieuwe bloei. Het onderwerp omvatte toen Italiaanse rovers (briganti) en hun familie en herders- of boerentaferelen in het Romeinse platteland; heel het pittoreske leven van het Italiaanse volk in hun veelkleurige kostuums. De Romeinse graveur Bartolomeo Pinelli (1781-1835) was van groot belang voor deze opleving. Hij stelde van 1809 tot 1828 diverse albums samen met gravures van het volkse leven, de monumenten in Rome en in de omliggende gebieden [2-3]. Deze uitgaven waren zeer populair bij reizigers en kunstenaars, waarbij de laatsten de bladen dankbaar gebruikten als inspiratiebron voor hun kunstwerken.2 Ook Kruseman kende Pinelli’s albums met prenten en hij bezat zelf Pinelli’s Istoria Romana, incisa all’acqua forti (1818-1819) en Racolta de 100 Soggetti gli piu Remarche volé dell’Storica inventati ed incise (1821).3
1
Karel du Jardin
Landschap met Italiaanse komedianten en publiek, 1657 gedateerd
Parijs, Musée du Louvre, inv./cat.nr. 1394
2
Bartolomeo Pinelli
Italianen op de piazza Barberini, 1821 gedateerd
Whereabouts unknown
3
Bartolomeo Pinelli
Vrouw waakt over slapende bandieten, 1822
Rome, Biblioteca Nazionale Vittorio Emanuele II
In juli 1819 werd door kardinaal Ercole Consalvi (1757-1824) een groep briganti en hun families gevangengenomen. Het gaf een nieuwe impuls aan de invulling van dit, voornamelijk anekdotische genre. Deze bandieten, die lange tijd het gebied tussen Napels en Rome terroriseerden, werden vastgezet in de burcht San Angelo. Hun vrouwen en kinderen werden opgesloten in de Termini gevangenis, gesitueerd tegenover de Thermen van Diocletianus [4].4 De erbarmelijke omstandigheden waaronder deze mensen werden vastgehouden, weerhielden de kunstenaars er niet van om hen vanwege hun kleurige streekdracht te bestuderen. Op verzoek van Charles Thévenin (1764-1838), directeur van de Franse Academie te Rome (1816-1823), kregen diverse jonge Franse kunstenaars gelegenheid om studies naar deze gevangenen te maken.
Het Italiaanse landleven kwam zo direct onder handbereik van de in Rome gevestigde kunstenaars.5 Een van de belangrijkste vertolkers van dit onderwerp werd de Zwitserse genre- en portretschilder Léopold Robert (1794-1836), die sinds 1818 in Rome werkte. In augustus 1820 schreef hij aan zijn moeder, dat ook hij toestemming had gekregen om in de gevangenis studies te maken van deze trotse mensen in ‘les costumes les plus pittoresques et les plus brillants de coleurs qui existent.’6
Robert en andere in Rome gevestigde jonge kunstenaars, zoals zijn vrienden Victor Schnetz (1787-1870) en François-Joseph Navez (1787-1869) ontwikkelden zo een nieuw genre, dat razend populair werd. Deze drie vakbroeders kenden elkaar van hun gemeenschappelijke leertijd op het atelier van David in Parijs, en kwamen in de periode 1818-1820 weer samen in Rome.7 Alle drie schilderden zij het Italiaanse genre, maar het waren vooral Roberts voorstellingen van de bandieten en hun families en charmante jonge vrouwen, die zeer geliefd waren bij de diverse buitenlandse (adellijke) bezoekers van Rome [5-6].8
4
Philippe Jacques Van Brée
Vrouw die haar baby toont aan gevangenen
Den Haag, kunsthandel Kunstzaal Oudt-Holland (A.J. Boer)
5
Léopold Robert (1794-1835)
Bandiet met geweer in een landschap, 1821 gedateerd
Lausanne, Musée Cantonal des Beaux-Arts
6
Léopold Robert (1794-1835)
Jong meisje uit Sorrento, 1824 gedateerd
Neuchâtel, Musée des Beaux-Arts de Neuchâtel, inv./cat.nr. 849
Notes
1 Adelaar, Roding en Tempel 2003, pp. 42-43; Coekelberghs en Loze 1985, p. 243.
2 Voorbeelden van Pinelli’s albums zijn Rad.-F. Racc. di Cinquanta costumi pittoreschi (50 Rad.) (1809); Nuova Racc. di cinquanta Costumi pittoreschi incisi (1810); Racc. di quindici Costumi più interessati della Svizzera (1813) en Racc. di cento costumi antichi ricavati dai mon. e dagli autori antichi (1828).
3 Zie Krusemans nalatenschapsveiling: veiling Amsterdam (Roos et al.), 16 februari 1858, p. 45, nr. 11; p. 47, nr. 38. Tevens bezat Kruseman andere publicaties over kostuums: veiling Amsterdam (Roos et al.) 16 februari 1858, o.a. p. 46, nr. 33; p. 47, nr. 34; p. 48, nrs. 56 - 58.
4 Adelaar, Roding en Tempel 2003 p. 50.
5 Coekelberghs 1976; Coekelberghs en Loze 1985: voor Belgische kunstenaars die het Italiaanse volksleven tot onderwerp kozen.
6 Van belang is ook de symbolische betekenis van het fenomeen ‘bandiet’ als representatie voor vrijheid in de Romantische literatuur, en het Italiaanse landleven in het algemeen, als de nog eenzame vertegenwoordiger van de pure zeden uit de tijd van de klassieke oudheid: Gassier en Seylaz 1983 pp. 87-86; Adelaar, Roding en Tempel 2003 p. 49 en verder; Coekelberghs, Jacobs en Loze 1999, p. 47 en verder; Collardeau 2000, pp. 70-81, vooral pp. 72-73.
7 Coekelberghs, Jacobs en Loze 1999, p. 33 en verder; Jacobs 2000, p. 51. Voor de interesse onder kunstenaars van het Italiaanse landleven en het gebruik ervan in hun werk: Collardeau 2000, pp. 70-81, vooral pp. 70-71; Peters et al. 1991.
8 Gassier en Seylaz 1983.