6.1 Een bijzondere inkijk
Net als iedere ondernemer had ook Cornelis Kruseman soms problemen bij bepaalde opdrachtsituaties. Van de meeste kunstenaars is vaak weinig over de omstandigheden rond hun opdrachten bekend, maar in het geval van Kruseman is dankzij een bijzondere vondst in de archieven van drie kwesties meer gegevens overgeleverd dan alleen het kunstwerk.1 Het betreffen ministeriële dossiers over De Graflegging uit 1830, de portretten van oud-gouverneur Godert Alexander Gerrit Philip baron van der Capellen en luitenant gouverneur-generaal Hendrik Merkus baron de Kock uit 1832 en het Vertrek van Phillips den II uit de Nederlanden in 1559 van een jaar later [1-4].
Kruseman was met een duidelijke reden in mei 1826 naar Den Haag verhuisd, want ‘hier in de Residentie […] heb ik gelegenheid om connecties met leden van den hoogsten rang te maken.’2 Deze overheidsconnecties waren van groot belang voor een ambitieuze historieschilder, aangezien het Rijk van 1813 tot 1840 een belangrijke kunstbevorderende rol speelde. Want hoewel koning Willem I (1772-1843) net als zijn stadhouderlijke voorgangers voor de kunst beduidend minder belangstelling toonde dan de ambtsgenoten in het buitenland, kocht de vorst verschillende malen werk van levende meesters uit eigen financiële middelen. Dit waren vaak historische voorstellingen. Bovendien verstrekte hij, hoewel mondjesmaat, opdrachten tot het maken van kunstwerken. De aangekochte schilderijen werden steeds ondergebracht in de openbare verzamelingen in Amsterdam en Den Haag en niet in de privécollectie van de koning. Deze aankopen waren voor Willem I niet in de eerste plaats het vervullen van een persoonlijke behoefte aan cultuur, maar vooral het stimuleren van een bedrijfstak.3
Ook Kruseman profiteerde een aantal keren van dit aankoopbeleid van het Rijk op de Tentoonstellingen van Levende Meesters. Daarnaast was de overheid ook de belangrijkste opdrachtgever van zijn meest prestigieuze projecten. De monumentale historiestukken die Kruseman wilde schilderen waren immers bij gebrek aan andere opdrachtgevers zoals de kerk, zonder overheidsmiddelen eigenlijk niet realiseerbaar. Hierbij zou Kruseman aan de lijve ervaren dat kunstpolitiek bepaald geen vaste koers vaart en dat zijn geambieerde projecten allemaal werden gekenmerkt door een onvoorspelbaar verloop.
![](https://media.rkd.nl/iiif/10634786/full/!400,400/0/default.jpg)
1
Cornelis Kruseman
De graflegging van Christus, 1830 gedateerd
Amsterdam, Rijksmuseum, inv./cat.nr. SK-A-1066
![](https://media.rkd.nl/iiif/10902283/full/!400,400/0/default.jpg)
2
Cornelis Kruseman
Vertrek van Phillips den II uit de Nederlanden in 1559, 1833 gedateerd
Amsterdam, Rijksmuseum, inv./cat.nr. SK-A-1068
![](https://media.rkd.nl/iiif/9200660/full/!400,400/0/default.jpg)
3
Cornelis Kruseman
Portret van Godert Alexander Gerrit Philip baron van der Capellen (1778-1848), 1832 gedateerd
Jakarta, Weltevreden - Verzameling van 's Lands Schilderijen
![](https://media.rkd.nl/iiif/9199067/full/!400,400/0/default.jpg)
4
Cornelis Kruseman
Portret van luitenant gouverneur-generaal Hendrik Merkus Baron de Kock (1779-1845), ca. 1832
Jakarta, Weltevreden - Verzameling van 's Lands Schilderijen
Notes
1 Het betreft het archief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken (1813-1848) en het archief van het Ministerie van Koloniën (1814-1849), collectie Nationaal Archief.
2 Brief van Cornelis Kruseman aan Louis Royer van 29 januari 1827 (Archief Familie Alberdingk Thijm inv.nr. 5305, collectie KDC, Nijmegen).
3 Hoogenboom 1985, pp. 43-45; Bergvelt 1992, pp. 282-284.