1.10 Bronnen
Zoals reeds gemeld omvat deze oeuvrecatalogus ruim driehonderd schilderijen die op thema zijn ontsloten in RKDImages. Een kleine tweehonderd daarvan zijn getraceerd of zijn bekend omdat er een afbeelding of grafische reproductie van beschikbaar is. Bovendien zijn circa achthonderd verwante werken toegevoegd aan RKDImages, zoals (voorbereidende) olieverfschetsen, tekeningen, schetsboeken, reproductieprenten en eigentijdse kopieën, al dan niet vervaardigd door Kruseman zelf of naar zijn werk door een van zijn leerlingen of latere vakbroeders [1]. De volgende bronnen waren hiervoor van groot belang.
De belangrijkste nieuwe bron is een map met documenten die bewaard is door nazaten van het oudste nichtje van de kinderloos gebleven Cornelis Kruseman, Johanna Cornelia Maria Kruseman (1827-1914) [2]. Dit archief Cornelis Kruseman en familie wordt verder aangeduid als het Archief Familie Kruseman. Cruciaal voor het onderzoek naar Krusemans oeuvre was daarin de vondst van vijf handgeschreven lijsten van schilderijen en werken op papier [3].1 Deze inventarissen zijn waarschijnlijk opgetekend door Cornelis’ neef Johan Diederikus Kruseman (1828-1918) [4].2 Het waren vermoedelijk eerste opzetten voor het latere Aanhangsel, ‘Lijst der schilderijen, vervaardigd door C. Kruseman’, bij het biografische artikel over Kruseman van Tobias van Westrheene.3 Bij de samenstelling ervan kan Johan Diederikus zich hebben gebaseerd op de administratie van de kunstenaar, die later verloren is gegaan. Het is namelijk goed mogelijk dat Kruseman werkboekjes heeft bijgehouden, net als zijn jongere achterneef, de bekende portretschilder Jan Adam Kruseman (1804-1862) dat deed.4 De overgeleverde lijsten geven een redelijk compleet beeld van Krusemans geschilderd oeuvre en bieden belangrijke aanknopingspunten voor het portret- en herkomstenonderzoek. Ook verschaffen ze inzicht in Krusemans onderwerpskeuze en in zijn inspiratiebronnen. Naast deze vier lijsten bevat het Archief Familie Kruseman bewijzen van lidmaatschap, correspondentie aangaande onderscheidingen en festiviteiten, eigentijdse publicaties over Kruseman en zijn werk, en een bescheiden aantal brieven aan en van enkele opdrachtgevers, instellingen en bekenden. Alles bij elkaar biedt het archief dus een schat aan informatie over de kunstenaar, zijn oeuvre en zijn netwerk.
Een tweede belangrijke bron zijn diverse overgeleverde egodocumenten, zoals brieven van Kruseman aan kunstenaarsvrienden, zijn Aantekeningen van C. Kruseman, betrekkelijk deszelfs kunstreis en verblijf in Italië uit 1826, en verschillende eigentijdse publicaties. Vooral van belang zijn Krusemans brieven aan beeldhouwer Louis Royer (1793-1868), aan zijn leerling David Bles (1821-1899) en aan achterneef Arie Cornelis Kruseman (1818-1894). Deze correspondentie bevindt zich in het Katholiek Documentatie Centrum Nijmegen, respectievelijk het Gemeentearchief Den Haag en de Universiteitsbibliotheek Leiden.5
Tussen de jaren 1848 en 1870 schreven Krusemans vrienden/kennissen Laurens Reinhart Beijnen (1811-1897), Jacob Anne van der Chijs (1831-1905), Arnold Ising en Tobias van Westrheene over Krusemans leven en zijn kunstopvattingen.6 Deze veelal biografische anekdotes over zijn opleiding, werkzaamheden, reizen en ontmoetingen met andere kunstenaars, zijn grotendeels gebaseerd op gesprekken met, of op nagelaten papieren van hun vriend. Via de website Delpher werden bovendien andere eigentijdse publicaties geraadpleegd, zoals krantenartikelen, aankondigingen en nieuwsberichten die inzicht geven in (de eigentijdse waardering van) Krusemans werk.
Bijzonder waardevol zijn ook vier schetsboekjes van Kruseman, die hij gebruikte in de jaren 1821-1824, tijdens zijn eerste Italiëreis [5].7 In deze boekjes zijn zowel schetsen naar kunstwerken van onder andere oude Italiaanse meesters te vinden, als figuur- en landschapsstudies die Kruseman maakte in Rome en tijdens de vele tochten die hij ondernam in de campagna rond Rome en Napels. Ze vormen prachtige illustraties bij de eerder genoemde reisaantekeningen uitgegeven in 1826 en bieden een uitstekend beeld van Krusemans belangstelling en inspiratiebronnen in die jaren. Dankzij de annotaties van de kunstenaar, maar ook door intensief onderzoek zijn veel getekende locaties en gekopieerde kunstwerken geïdentificeerd.8
Een andere belangrijke bron vormen de digitaal ontsloten catalogi van Tentoonstellingen van werken van Levende Meesters, die zijn te raadplegen via RKDLibrary. Deze Tentoonstellingen van werken van Levende Meesters werden in de periode 1808 tot 1917 georganiseerd in de grote steden van Nederland.9 Vooral gedurende de eerste helft van de negentiende eeuw, maar ook daarna, waren deze van groot belang als intermediair tussen kunstenaar en publiek.10 Voorheen kon kunst namelijk alleen worden bekeken en gekocht in de beslotenheid van het atelier van de kunstenaar zelf, bij zogenaamde kunstmakelaars (tussenpersonen, die vaak zelf kunstenaar waren) en bij openbare veilingen.11 Nu kon voor het eerst een breed publiek, zoals kunstenaars, kenners en liefhebbers, maar ook dagjesmensen, tegen betaling van 25 cent een overzicht krijgen van de eigentijdse kunst.12 De catalogi van de Tentoonstellingen geven inzicht in welke kunstenaars met welke werken op welk moment exposeerden. Daarmee zijn ze van grote waarde voor het beeld van de kunstproductie in de negentiende eeuw en, in dit geval, van de door Kruseman geëxposeerde werken.13
Uiteraard exposeerde Kruseman niet alles wat hij maakte. Om de vanuit het atelier verkochte werken te achterhalen, werden veilingcatalogi geraadpleegd via de website Lugt-online. Gezocht is op veilingen vanaf 1817, gehouden in de grote steden van Nederland, maar ook in Antwerpen, Brussel, Gent, Parijs en Londen. Voor de recente veilingen is gebruik gemaakt van onder andere de databases Art Value, Art Price, Bluoin en de beelddocumentatie van het RKD. Het veilingmeesterexemplaar van de catalogus van Krusemans nalatenschapsveiling gehouden op 16 februari 1858 was van belang voor een inzicht in het overgeleverde studiemateriaal, en de door Kruseman verzamelde boeken, prenten en werken van kunstbroeders [6].
1
Johannes Robertus Post Brants naar Cornelis Kruseman
De graflegging van Christus, 1836 gedateerd
Den Haag, Cornelis Kruseman - J.M.C. Ising Stichting
2
Cornelis Kruseman
Portret van Johanna Cornelia Maria Kruseman (1827-1914), ca. 1830-1831
Den Haag, Kunstmuseum Den Haag, inv./cat.nr. 11-1935; 52a
3
Detail van de lijst voor Van Westrheene's artikel (Kunstkronijk 1859),
Archief Familie Kruseman
4
Cornelis Kruseman
Portret van Johannes Diederikus Kruseman (1828-1918), 1855 gedateerd
Private collection
5
Schetsboekjes van Cornelis Kruseman en een exemplaar van zijn ‘Aanteekeningen van C. Kruseman Betrekkelijk deszelfs Kunstreis en verblijf in Italië’, 1826
6
Voorblad van het veilingmeesterexemplaar van de catalogus van Krusemans nalatenschapsveiling gehouden op 16 februari 1858
Notes
1 Archief Familie Kruseman (particuliere collectie Nederland) nr. 32 ‘Opgave van C. Kruseman’s schilder en teekenwerken naar tijdsorde’: 1814-1844,1848-1857; nr. 33 Catalogus van Lithographieën en gravures naar schilderijen en teekeningen van den Heer C. Kruseman’; nr. 34 ‘Lijst door den schilder C. Kruseman vervaardigde schilderijen 1817-1857’; nr. 63 ‘Lijst der door den schilder C. Kruseman vervaardigde portretten’; nr. 59 Inventarislijst van kunstwerken van Cornelis Kruseman, [1858].
2 Haaxman 1898 p. 299: ‘Een zeer ijverig verzamelaar van gegevens omtrent onze tijdgenooten-artisten is ook de heer J.[Johan Diederikus] Kruseman, te ’s Gravenhage, die geheele portefeuilles vol heeft, waarin, keurig gerangschikt, afbeeldingen naar hunne schilderijen en mededeelingen omtrent hun leven en werken.’.
3 Van Westrheene 1859, pp. 3-16 en Aanhangsel.
4 Renting en Lipke-Deetman 2002.
5 Haagse gemeentearchief Schildersbrieven OV2, Brievencollectie Katholiek Documentatie Centrum, Nijmegen; Brievencollectie Universiteitsbibliotheek Leiden; Er zijn van Kruseman 162 brieven getranscribeerd en opgenomen in RKDExcerpts. Een brief uit 1827 van vriend en beeldhouwer Louis Royer aan Kruseman is in 1870 gepubliceerd in tijdschrift Kunstkronijk, zie Ising 1870. In het Archief Familie Kruseman is geen correspondentie tussen Kruseman en zijn vakbroeders bewaard gebleven; alleen wat (bedank)briefjes van een paar opdrachtgevers.
6 Beijnen 1848; Van der Chijs 1853; Ising 1858; Van der Chijs 1858; Van Westrheene 1859; Beijnen 1859; Ising 1870; Ising 1870.
7 De vier schetsboeken zijn integraal opgenomen in RKDImages.
8 Kruseman 1826; verschillende locaties en kunstwerken zijn onder andere geïdentificeerd door RKD-stagiair Thijs van Poppel.
9 Klarenbeek 2012, pp. 98-99.
10 Rademakers 2020, p. 235. Hoewel de Tentoonstellingen van Levende Meesters niet per definitie waren opgezet als verkooptentoonstelling, slechts een deel van de geëxposeerde werken was daadwerkelijk te koop, fungeerden ze wel als handelsplek.
11 Reijnaerts 2019, p. 11.
12 Ouwerkerk 2003, p. 27 ev.
13 Ouwerkerk 2003, p. 32.