5.8 Studietochten en -reizen
Net als vele van zijn kunstbroeders maakte ook Kruseman tijdens zijn verblijf in Rome diverse studietochten in de omgeving. Vooral in de warme zomermaanden ontsnapte hij, al dan niet samen met vrienden, aan de enorme hitte en stank in de Eeuwige Stad om verkoeling te vinden in de campagna.1 Rome had de naam zowel de stad van artistieke schoonheid als van vuil, stank en malaria te zijn.2 Zo schreef Adriaan van der Willigen in zijn Aanteekeningen op eene reize van Parijs naar Napels […] ook over aria cattiva (de schadelijke lucht) of mal’aria (kwade lucht) van Rome.3
Zijn eerste zomer bracht Kruseman tweeëneenhalve maand door in de omgeving van Rome.4 Hij bezocht Tivoli, Frascati, Albano, Nemi en andere kleine stadjes. Tivoli, gelegen ten oosten van Rome was toen per rijtuig zo’n vijf uur gaans en Frascati ten zuid-oosten van Rome, zo’n vier uur [1-2].5 Eenmaal in de omgeving van Frascati genoot de kunstenaar vanaf de hellingen van de Monte Cavo en tussen Castel Gondolfo en Marino van de vergezichten over de uitgestrekte landerijen.6 In een van de vier overgeleverde schetsboeken legde hij zijn indrukken vast, zoals ook het gezicht op het dorp Rocca di Papa en Castel Gandolpho, het zomerverblijf van de Paus [3].
1
Cornelis Kruseman
Gezicht op de watervallen van Tivoli, de Tempel van Vesta en de Tempel van de Sibylle, ca. 1822-1823
Private collection
2
Cornelis Kruseman
Gezicht op Castel San Pietro Romano en Chiesa di San Pietro Apostolo, ca. 1822-1823
Private collection
3
Cornelis Kruseman
Gezicht op Rocca di Papa, ca. 1822-1823
Private collection
Op 22 oktober 1822 ging hij een aantal dagen naar de bergen, deze keer in gezelschap van Frans Vervloet en Jean Baptiste Louis Maes Canini. Daar maakten ze diverse landschapsstudies in olieverf. 7 In mei 1823 vertrokken Maes, Kruseman en Vervloet voor een uitstapje van zes dagen naar onder meer Albano, Arricio, le Parc Chigi en Nemi – een tekenreis die Kruseman in zijn Aanteekeningen niet noemt.8 Diverse schetsbladen met daarop de locatie en het jaartal genoteerd bevestigen echter dat Kruseman ook mee was [4-5]. In juli 1823 vatte Kruseman met Vervloet en Maes het plan op om een gedeelte van de zomer door te brengen in de regio Latium, het gebied rondom Rome. De heren kozen als standplaats het dorpje Subiaco. Samen met de Franse kunstenaars Raymond Auguste Quinsac Monvoisin (1794-1870), Léon Fleury (1804-1858) en Louis Etienne Watelet (1780-1866) maakten de drie vrienden lange wandelingen in het gebergte of waren druk met het tekenen en schilderen naar de natuur.9 Enthousiast vertelt Kruseman over dit werken in de buitenlucht: ‘wat een vrij en vrolijk kunstenaars leven, te midden van de schoonste natuur, kan opleveren, smaakte ik ten volle, terwijl ik gelijktijdig een’ goeden voorraad van studien vergaderde. In een linnen gewaadekleed, met een’ grooten, Italiaanschen, stroohoed op het hoofd, de waterflesch op zijde hangende en de reiszak op den rug, zat ik dan onder mijn groot, grijs zonnescherm te schilderen, overal waar ik een plek vond, die mij geviel. ’10
4
Cornelis Kruseman
Gezicht op Ariccia en de Santa Maria Assunta, ca. 1822-1823
Private collection
5
Cornelis Kruseman
Gezicht op Palazzo Chigi in Ariccia, ca. 1822-1823
Private collection
6
Cornelis Kruseman
Gezicht op de Via del Carmine en de Chiesa di San Antonio Abate in Palestrina, ca. 1822-1823
Private collection
Vanuit Subiaco maakten de vrienden onder andere uitstapjes naar Palestrina, het voormalig Praenestre, waar ze de overblijfselen van de oude tempel Fortuna Primigenia bewonderden [6].11 Ook Tivoli en haar bekende waterval werd bezocht en bestudeerd. Vervloet zou later over Krusemans schetsen van deze beroemde waterval opmerken in zijn dagboek ‘[…] vraiments trés beau autres études, surtout celles fait de cascade Tivoli, avec beaucopu vertité.’ [7].12
Eind mei 1824 reisde Kruseman in gezelschap van Vervloet en de in december 1823 gearriveerde beeldhouwer Louis Royer en schilder Josse-Sébastien Van den Abeele naar de berg Soratte [was Soracte] en Terni [8-9].13 Eenmaal in Terni vertrokken ze de volgende ochtend om de beroemde waterval te bekijken: ‘de grootste en een van den schoonsten van geheel Europa. […] Daarna gingen we in eene hut op den top van eene rots, tegen over dezelve, geplaatst, om het verbazend grootsche schouwspel geheel te genieten.’ [10].14 Kruseman maakte van het panorama vanuit deze hut een charmante tekening in zijn schetsboek [11].15
7
Cornelis Kruseman
Waterval te Tivoli, ca. 1822-1824
Den Haag, Cornelis Kruseman - J.M.C. Ising Stichting
8
Cornelis Kruseman
Gezicht op de Monte Soratte, 1824
Private collection
9
Cornelis Kruseman
Gezicht op Borghetto bij Civita Castellana, 1824
Private collection
10
Cornelis Kruseman
Gezicht op de Cascata delle Marmore, 1824
Private collection
11
Cornelis Kruseman
Gezicht op de Cascata delle Marmore vanuit een hut bij Terni, 1824
Private collection
Twee maanden voor zijn vertrek naar Nederland, in september 1824, reisde Kruseman met vriend Royer, de architect Jacques Velleman en nog twee Franse kennissen over de via Appia naar Napels, Pompeii en Herculaneum.16 In Napels namen zij hun intrek in het Hôtel de France aan de strada Giacomo, vermoedelijk de huidige via S. Giacomo [12].17 Samen met Royer en Vervloet, die al in Napels was, bezocht Kruseman onder meer de grot van Pausilippo. De Arnhemmer Antonie Sminck Pitloo (1790-1837), had zich hier laten inspireren en later naam gemaakt als de grondlegger van de Napolitaanse romantische landschapsschilderkunst.18
Valentini, een Napolitaanse architect en bekende van Kruseman uit Rome, gaf een rondleiding door de stad. Maar van de architectuur was Kruseman niet onder de indruk.19 De kunstenaar was evenwel verkocht toen zij de haven bereikten: ‘God, welk een tooneel! deze effene hemel, gloeijende zon, blaauwe zee; die Vesuvius, dit rijke strand, die stad, in een’ halven cirkel, amphiteatersgewijze gebouwd, tegen de bloeijendste heuvelen; die haven, dit gewoel van menschen, dit karakteristieke volk, met hunne bruin verschroeide huid.’ [13].20 Ook tijdens de boottochten naar de eilandjes Procida en Ischia, werd de bevolking in hun schilderachtige streekdracht bewonderd: ‘de verschillende kleederdragten, naakte beelden in het water en visschers in de booten, wier gloeijende bruine, roode mutsen en kleine, witte, linnen broekjes, tegen den effen hemel, helderen horizont en blaauwe zee, onbegrijpelijk schoon.’21
De Vesuvius werd ook beklommen, een must voor iedere toerist. Kruseman had met de nachtelijke klim de grootste moeite: ‘nimmer heb ik grooter vermoeidheid uitgestaan; aan ieder haar hing een droppel zweet, en de dampen, welke uit het verhitte lijf opstegen, dropen, even als of het regende, van den rand van mijn hoed.’22 Eenmaal boven daalde hij niet in de krater af ‘ter vermijding van alle nutteloze gevaar’, maar ging aan de rand zitten ‘welke zich als een afgrijselijke afgrond, als een ingang der hel vertoonde […]. Op dat oogenblik schudde de aarde onder ons, en een geluid, even als dat van een’ verren donder, deed zich hooren. O! hoe gelukkig voelde ik mij, een zoo belangrijk natuurverschijnsel te kunnen waarnemen.’23
Na een aantal dagen vervolgde het gezelschap zijn weg richting Pompeii, om daar te vernemen dat er vergunningen nodig waren om op het terrein te mogen tekenen. Kruseman nam de taak op zich deze vergunningen, samen met de benodigde paspoorten, in Napels te gaan halen.24 Dat deze papieren broodnodig waren blijkt ook uit het eerdergenoemde verslag van Adriaan van der Willigen. Tijdens zijn bezoek in 1805 aan Pompeji was het hem bij gebrek aan deze papieren zelfs verboden om kleine schetsjes te maken.25
Wachtend op de benodigde documenten bezocht Kruseman het tegenwoordige Nationaal Archeologisch museum. In zijn schetsboek maakte hij een studie naar de beroemde Hercules Farnese en ‘de niet minder beroemde Flora’ – nu bekend als de Venus Callipyge.26 Van Pompeii was Kruseman echter het meest onder de indruk. Vier dagen zouden ze er blijven, ‘Doch welke vier dagen!... Welk een zeldzaam genot, deze doode en onbevolkte, maar zo hoogstbelangrijke en fraaije stad te doorlopen!’ [14-15]27
Met uitzondering van de vier schetsboekjes is er weinig bewaard gebleven van de vele schetsen die Kruseman maakte in olieverf als met de tekenstift of potlood tijdens zijn verblijf in het zuiden. De Amsterdammer nam deze studies mee terug naar Nederland en, hoewel er in zijn latere werk weinig van terug is te vinden, bewaarde hij ze tot aan zijn dood in november 1857 in zijn atelier. Dankzij de beschrijvingen in de catalogus van Krusemans nalatenschapsveiling van februari 1858 is bekend, dat de onderwerpen van deze olieverfschetsen varieerden van dorpsgezichten en landschappen, tot studies naar watervallen, olijfbomen, rots fragmenten en gebergten.28 In februari 1858 werden deze schetsen op zijn veiling aangeboden. De dierbare Italiaanse herinneringen bleven echter onverkocht. Van de 33 aangeboden olieverfstudies werd bijvoorbeeld alleen het Gezicht op Amalfi gekocht door Krusemans vriend, de Haagse kunsthandelaar en verzamelaar Augustus Alexander Weimar (1799-1878) [16].29
12
Cornelis Kruseman
Interieur van het Palazzo Donn'Anna te Napels, 1824
Private collection
13
Cornelis Kruseman
Dansende en musicerende figuren in een landschap, ca. 1821
Private collection
14
Cornelis Kruseman
Gezicht op Pompeï, 1824 gedateerd
15
Ambroise Jobard naar Cornelis Kruseman
Voorstad en graven van Pompeï, ca. 1826
Den Haag, KB nationale bibliotheek (Den Haag)
16
Pagina uit de catalogus van de nalatenschapsveiling van Cornelis Kruseman gehouden op 16 februari 1858
Notes
2 Wrigley 2013 en Salares 2002.
3 Van der Willigen 1811-1813, dl. 3, pp. 13-14, 217; Kuyvenhoven 1984, pp. 87-91.
4 Kruseman 1826, p. 90.
5 Biograaf en publicist Adriaan van der Willigen bezocht dit gebied omstreeks 1804-1805: Van der Willigen 1811-1813, dl. 3, pp. 180, 200 ev.
7 Vervloet 1821-1872, omstreeks 22 oktober 1822. Kruseman meldt deze tocht niet uitdrukkelijk in zijn reisjournaal, mogelijk Kruseman 1826, p. 92 ev.
8 Vervloet 1821-1872, 18 mei 1823 ev.
9 Vervloet 1821-1872, juli 1823; Kruseman 1826, p. 101.
11 Kruseman 1826, pp. 105-106.
12 Vervloet 1821-1872, na 22 oktober 1823.
13 Kruseman 1826, pp. 114-120. Vervloet noemt deze trip ook in zijn dagboek zijnde een ‘voyage pittoresque pour mon santé’: Vervloet 1821-1872, circa 26 mai 1824.
14 Kruseman 1826, p. 119.
15 Kruseman 1826, p. 119.
16 Kruseman 1826, pp. 120-171.
17 Kruseman 1826, p. 128.
18 Kruseman 1826, pp. 130-131.
20 Kruseman 1826, p. 129.
23 Kruseman 1826, pp. 140-141.
24 Kruseman 1826, p. 143.
25 ‘Gaarne had ik eene naauwkeurige afteekening van de twee Schouwburgen van Pompeji gehad […] maar het was wel uitdrukkelijk en onder bedreiging van straf, van wege den Koning verboden, om hier het een en ander afteteekenen, en mag maar alleen door daar toe aangestelde personen geschieden; om vervolgens in plaat gebragt en uitgegeven te worden. Wanneer ik zelf nu en dan het een en ander, ter mijner herinnering, slechts met potlood in mijn zakboekje wilde afschetsen, werd mij dit door onzer geleiders verboden.’: Van der Willigen 1811-1813), dl. 2, p. 127.
26 Kruseman 1826, pp. 145-147.
27 Kruseman 1826, pp. 150-153. Voor Sorrento, Capri, Amalfi en Salerno: Kruseman 1826, pp. 153-171. Voor zijn indrukken van Paestum: Kruseman 1826, pp. 162-165.
28 Veiling Amsterdam (Roos et al), 16/18 februari 1858, pp. 23-26, D t/m G.
29 Veiling Amsterdam (Roos et al), 16/18 februari 1858, pp. 23-26, D t/m G, p. 24, nr. 30 Gezicht op Amalfi, fl. 4,24 Weimar (Handexemplaar Roos, collectie RKD); Archief Familie Kruseman (particuliere collectie), afrekening veiling 1858. De eerder genoemde en vooralsnog enig bekende olieverfstudie Waterval in Tivoli was al tijdens het leven van Kruseman in het bezit van Carel Vosmaer (1826-1888).