5.10 Terug naar Nederland
In november 1824 was het tijd voor de terugreis. Kruseman kreeg een afscheidsmaal aangeboden van zijn Nederlandse kunstbroeders in de Papa Julia, een herberg even buiten de Porte del Popolo.1 Teerlink droeg een afscheidsgedicht voor en Royer zal tijdens datzelfde diner mogelijk zijn portretbuste van Kruseman aan zijn vriend hebben gepresenteerd [1].2 Na een laatste ochtendwandeling langs het Capitool, het Forum, het Colosseum en het Pantheon verliet hij Rome op 7 november.3
De reis naar Amsterdam, die drie maanden zou duren, begon via Assisi en Perugia naar Florence.4 Vanuit Florence ging hij naar Pisa en bezocht het Camposanto met haar toren, ‘eene eerbiedwekkende en hoogst doelmatige begraafplaats, en vooral merkwaardig door uitmuntende fresco’s van Giotto (1266/7-1337) en andere schilders van de 14de eeuw.’5 In Florence studeerde Kruseman naar fresco’s van Domenico Ghirlandaio (1449-1494) in de Tornabuoni kapel in de Santa Maria Novella [2-3]. In de Santissima Annunziata tekende hij de wandschilderingen van Andrea del Sarto en Filippo Lippi (ca. 1406-1469) [4-7]. Wederom bezocht hij het Uffizi voor het maken van studies naar werken in de collectie zoals naar Sandro Botticellis (1444/45-1510) Aanbidding der Wijzen [8-9].6 In de Nieuwe Sacristie van de basiliek San Lorenzo maakte Kruseman een schets naar twee van Michelangelo’s vier stonden [10-11].7
1
Louis Royer
Portret van Cornelis Kruseman (1797-1857), 1824 gedateerd
Den Haag, Haags Historisch Museum, inv./cat.nr. B1-
2
Cornelis Kruseman naar Andrea del Sarto
Studies van figuren uit Andrea del Sarto's Genezing door de relieken van de heilige Philippus en Dood van de heilige Philippus en de opwekking van een kind in de SS. Annunziata in Florence, ca. 1822-1824
Private collection
3
Andrea del Sarto
Dood van de heilige Philippus en de opwekking van een kind, ca. 1510
Florence, Santissima Annunziata (Florence)
4
Cornelis Kruseman naar Andrea del Sarto
De Madonna del Sacco van Andrea del Sarto, ca. 1822-1824
Private collection
5
Andrea del Sarto
Madonna del Sacco, 1525
Florence, Santissima Annunziata (Florence)
6
Cornelis Kruseman naar Domenico Ghirlandaio
Studies van figuren uit Ghirlandaio's Geboorte van Maria in de Santa Maria Novella in Florence, ca. 1822-1824
Private collection
7
Domenico Ghirlandaio
Geboorte van Maria, ca. 1485-1490
Florence, Santa Maria Novella
8
Cornelis Kruseman naar Sandro Botticelli
Studie van Sandro Botticelli's Aanbidding der Wijzen, ca. 1822-1824
Private collection
9
Sandro Botticelli
Aanbidding der Wijzen, ca. 1473-1480
Florence, Galleria degli Uffizi, inv./cat.nr. 1796
10
Cornelis Kruseman naar Michelangelo
Studies van de personificatie van De Morgen en de personificatie van De Avond van de graftombe van Lorenzo de Medici in de Sagrestia Nuova van de San Lorenzo in Florence, 1824-11 gedateerd
Private collection
11
Michelangelo
Graftombe van Lorenzo de Medici, ca. 1524-1531
Florence, San Lorenzo Basilica (Florence)
In Bologna vergaapte Kruseman zich opnieuw aan Rafaëls Heilige Cecilia – het schilderij dat hij op de heenreis al zo had bewonderd en nu zelfs boven zijn Transfiguratie stelde.8 Ook bleef hij vlijtig schilderen, onder meer naar Guido Reni’s Kindermoord in Bethlehem en andere meesterstukken in de Bolognezer collecties.9 Op 2 december 1824 ging de reis per boot over de Po naar Venetië.10 Daar werd hij vooral overdonderd door Tiziano’s Hemelvaart van Maria: ‘Hoe! is de kunstenaar zelf in den hemel geweest, om zo eenen hemel te kunnen malen? Die verhevene, grootsche voorstelling, die engelen, die juichende kindertjes, hoe onverbeterlijk schoon! en welk een coloriet, welk eene kracht en effect, welk eene hooge volkomenheid in al de deelen! dit is waarheid, dit is kunst, alles getuigt van haar schoonste tijdperk, van haar verhevenste standpunt.’ [12]11
Dinsdag 12 december 1824 vertrok de Amsterdammer met de stoomboot om in Triest de diligence naar Wenen te nemen.12 Uiteindelijk arriveerde Kruseman daar de dag voor Kerst.13 Daar werd hij verrast door het bericht van zijn succes op de Brusselse Salon waar zijn inzending Belisarius bedelende was verkocht aan koning Willem I.14 In zijn brief aan Royer schreef de kunstenaar dat het hem was ontschoten dat het schilderij na de Tentoonstelling in Amsterdam was doorgestuurd naar de Salon in Brussel.15 Zeer blij met de verkoop schreef hij ‘Na regen volgt zonneschijn zegd met weelde het spreekwoord. […] Ik heb alzoo de Heer zij dank al mijn goedje verkocht. Trouwens het was ook zeer nodig wil ik de mond van boven en van onderen / met permissie / gaande houden.’16 Na Praag en Bohemen hield Kruseman halt in Dresden, waar hij de tegenwoordige Gemäldegalerie Alter Meister bezocht om Rafaëls Sixtijnse Madonna te bekijken en om er een studie van te maken [13].17
Kruseman vervolgde de terugreis met steeds meer vaart: ‘Daar het verlangen naar den Vaderlandschen grond mij nu al meer en meer aanspoorde’.18 Begin februari arriveerde de kunstenaar in Keulen waar hij de talrijke kerken inclusief de Dom bekeek om daarna snel naar Düsseldorf door te reizen.19 Op 4 februari vertrok Kruseman vanuit Kleef naar Nijmegen om uiteindelijk in Utrecht aan te komen. Daar wachtte een aantal vrienden hem op om samen door te reizen. Op 7 februari bereikte Kruseman na een afwezigheid van drie jaren Amsterdam: ‘Eindelijk was dan ook het oogenblik daar, dat ik wederom mijne geliefde bloedverwanten mogt omhelzen, en al de zoo lang gemiste genoegens van den huisselijken kring mogt smaken.’20
12
Tiziano
Maria hemelvaart, 1515-18
Venetië, Galleria dell'Accademia Venezia
13
Rafaël
De sixtijnse Madonna, ca. 1512-1513
Dresden, Staatliche Kunstsammlungen Dresden - Gemäldegalerie Alte Meister
Notes
2 In het gedicht wordt gezinspeeld op een aankomend huwelijk voor Kruseman met een nichtje bij terugkeer in Amsterdam. Maar van dat voorgenomen huwelijk is verder niets bekend. Pas acht jaar later zou Kruseman op 3 oktober 1832 trouwen met Henriette Angelique Meijer (1800-1868). Royers portretbuste van Kruseman arriveerde omstreeks januari 1825 in Amsterdam: brief van Cornelis Kruseman aan Louis Royer van 2 januari 1825 (Archief Familie Alberdingk Thijm inv.nr. 5305, collectie KDC, Nijmegen); Langendijk 1993.
5 Kruseman dacht dat de toren van Pisa door de architect met opzet scheef was gebouwd: Kruseman 1826, p. 180.
6 Kruseman diende op 13 november 1824 een verzoek in tot het maken van studies in ‘la grande galerie de cette capitale’: Van Leeuwen 1985, pp. 107-108. Onbekend is naar welke werken hij studeerde.
8 Kruseman 1826 pp. 54, 183.
10 Voor het verblijf in Venetië: Kruseman 1826, pp. 187-198. Over de Venetiaanse schilders: Kruseman 1826, pp. 195-196.
11 Kruseman 1826, pp. 196-197. Dit werk was in 1817 verhuisd van de originele locatie, het hoogaltaar van de Basilica di Santa Maria Gloriosa dei Frari, naar de Accademia, de huidige Gallerie dell'Accademia. In 1919 keerde het monumentale werk terug naar haar oorspronkelijke plaats in de Basilica di Santa Maria Gloriosa dei Frari: Rosand 1997, pp. 38-45. Via de Venetiaanse schilder de Servi, vermoedelijk de genreschilder Giovanni Servi (1800?-1885), ontmoette Kruseman een graaf Valmerano [vermoedelijk graaf Valmarana (onbekend)] die naast een fraaie verzameling van prenten ook nog enige schilderijen bezat waaronder een Graflegging van Tiziano waarvan de schilder een studie maakte: Kruseman 1826, pp. 197-198.
12 Brief van Cornelis Kruseman aan Louis Royer van 10 december 1824 (Archief Familie Alberdingk Thijm inv.nr. 5305, collectie KDC, Nijmegen).
13 Voor het verblijf in Wenen: Kruseman 1826, pp. 202-211.
14 Brussel 1824, nr. 137 Bélisaire mendiant; Brief Cornelis Kruseman aan Louis Royer van 2 januari 1825 (Archief Familie Alberdingk Thijm inv.nr. 5305, collectie KDC, Nijmegen).
15 Brief van Cornelis Kruseman aan Cornelis Royer van 2 januari 1825 (Archief Familie Alberdingk Thijm inv.nr. 5305, collectie KDC, Nijmegen).
16 Brief van Cornelis Kruseman aan Louis Royer van 2 januari 1825 (Archief Familie Alberdingk Thijm inv.nr. 5305, collectie KDC, Nijmegen).
17 Voor zijn verblijf in Dresden: Kruseman 1826, pp. 215-217. Tevens bewonderde Kruseman Corregio’s Heilige Nacht en een Adriaan van der Werf, vermoedelijk Liefkozend paar in een park (1689).
18 Kruseman 1826, p. 221.
19 Voor zijn reis door Duitsland: Kruseman 1826, pp. 217-227.