Cornelis Kruseman (1797–1857)

RKD STUDIES

5.9 Werken in Rome


In Rome werkte Kruseman aan het door koningin Wilhelmina bestelde schilderij Nephtalis een Israëlitisch meisje lavende en aan de eerdergenoemde portretopdracht van een dame in Parijs. Daarnaast maakte hij ‘eenige volkstafereelen, die hier zulk een bijzonder schilderachtig aanzien hebben’.1 Deze Italiaanse genrevoorstellingen waren bestemd voor de Nederlandse markt. Daarmee had hij in 1823 als Nederlandse kunstenaar de primeur op de Haagse Tentoonstelling van werken van Levende Meesters.2 Hij exposeerde toen drie Italiaanse volkstaferelen: Een groep biddende en zingende mensen, voor een Madonnabeeld in een bos, Een Albanese Vrouw met twee kinderen en Een Frascataans spinnend Meisje met een haar liefkozende Boer [1].3 Het eerstgenoemde werk, tegenwoordig bekend als Godsvrucht, werd aangekocht voor het huidige Rijksmuseum voor 1.200 gulden.4 Het toont een Italiaanse familie in devotie geknield voor een kleine kopie naar Rafaëls Madonna delle Sedia [2]. In Florence had Kruseman een studie naar dit schilderij gemaakt. Een jaar later zond Kruseman op de Amsterdamse Tentoonstelling vijf schilderijen in, waaronder Een Italiaans Meisje met een Strooien hoed en Belisarius bedelende [3-4].5

Kruseman hield zijn vizier dus op het vaderland. Daar wilde hij zijn positie als kunstenaar handhaven en versterken om na zijn terugkomst zijn ambitie tot het schilderen van historiestukken te kunnen verwezenlijken.6 Bovendien stond het beroerde tentoonstellingsklimaat in de Eeuwige stad in de weg om op een eenvoudige manier zijn werk onder de aandacht van gefortuneerde bewoners en reizigers te brengen. Paus Pius VII had na een afwezigheid van vijf jaren vanwege de Franse bezetting, bij zijn terugkomt in 1814 de publieke tentoonstellingsmogelijkheden beperkt tot alleen religieuze kunst in de voorhal van het Pantheon en de binnenplaats van de San Rocco. De Fransen hadden wel de ruimtes van hun Academie in de Villa Medici tot hun beschikking, maar hun vakbroeders uit andere landen hadden vóór 1819 alleen de gelegenheid om in hun eigen ateliers te exposeren. Slechts als belangrijke personen Rome aandeden werden er tentoonstellingen georganiseerd. Dat was bijvoorbeeld het geval bij het bezoek van het Oostenrijkse keizerpaar in het voorjaar van 1819 en drie jaar later bij het bezoek van koning Friedrich Wilhelm III von Preußen (1770-1840), toen de Duitse culturele gemeenschap voor de kunstenaars regelde dat zij konden exposeren. Daarna zou gedurende de voorjaarsmaanden als het toeristenverkeer op gang kwam, door de Duitse kunstenaars jaarlijkse tentoonstellingen worden georganiseerd onder andere in de grote ateliers aan de Via Margutta nr. 76. Het vinden van een geschikte expositieruimte bleef evenwel een probleem.7 In de periode waarin Kruseman in Rome verbleef was er dus voor Nederlandse kunstenaars weinig gelegenheid voor het tentoonstellen van hun werk, met uitzondering van exposeren in het eigen atelier.8

1
Cornelis Kruseman
Godsvrucht, ca. 1823
Amsterdam, Rijksmuseum, inv./cat.nr. SK-A--1069


2
Rafaël
Madonna della Sedia, c. 1514
Florence, Palazzo Pitti, inv./cat.nr. 151


3
Cornelis Kruseman
Een Italiaans landmeisje, in bevallige klederdracht, houdende de beide handen op eene tamboerijn, ca. 1823-1824
Amsterdam, particuliere collectie H.A. Brak

4
Cornelis Kruseman
De blinde generaal Belisarius bedelend, 1824
Ede (plaats, Gelderland), kunsthandel L. van der Linden



Notes

1 Kruseman 1826, p. 95; Vervloet zag de Nephtalis in Krusemans Romeinse atelier en noemde het ‘très avancé et vrais’: Vervloet 1821-1872, na 22 oktober 1823.

2 De Belg François Joseph Navez had de primeur in 1822 op de Amsterdamse Tentoonstelling van Levende Meesters. Hij toonde drie voorstellingen van het Italiaanse landleven: Amsterdam 1822, nr. 234 Een Vrouw van Frascatie een Aalmoes uitreikende; nr. 236 Een Italiaansche waarzegster; nr. 237 Een Florentijnsche Mandolien Speler. Zie verder hoofdstuk 7 van deze RKDStudy

3 Laatstgenoemde werk kwam in de prestigieuze collectie van Six Van Winter; onder andere Bergvelt 1984b, p. 98.

4 Bergvelt 1984b, p. 98.

5 Amsterdam 1824, nr. 196: Belisarius bedelende; nr. 197: Een Oud man met een slapend Kind; nr. 198: Een Italiaansch Meisje met een Strooijen Hoed; nr. 199 Studie van een oud biddende man; nr. 200: een mans Portrait. Zie verder hoofdstuk 7 van deze RKDStudy.

6 Kruseman 1826, pp. 14-15.

7 Kuyvenhoven 1984, pp. 92-93.

8 Onbekend is of Kruseman tijdens zijn verblijf in het zuiden werk heeft verkocht aan reizigers of personen woonachtig in Italië. Uitzondering is het schilderijtje Frascataans meisje voor een Romeinse arts. Kruseman kan dit schilderijtje ook hebben gegeven ter betaling van verleende diensten.

Cookies disclaimer

While surfing the internet, your preferences are remembered by cookies. Cookies are small text files placed on a pc, tablet or cell phone each time you open a webpage. Cookies are used to improve your user experience by anonymously monitoring web visits. By browsing this website, you agree to the placement of cookies.
I agree