8.5 Amsterdam (1814-1821), een aarzelend begin
Net als velen van zijn vakgenoten maakte de jonge Kruseman in eerste instantie portretten als een vaste inkomstenbron om op zeker moment aan vrij werk toe te kunnen komen. In de eerste jaren in Amsterdam schilderde hij mensen uit zijn directe omgeving, zoals familie, vrienden en bekenden. Zo staan zowel zijn moeder als twee buren op de lijst vermeld.1 Het nu onbekende portret van zijn moeder was Krusemans eerste portret dat hij toonde op de Amsterdamse Tentoonstelling van Levende meesters in 1814.2 Dankzij de portrettenlijst is ook Krusemans eerste officiële opdracht bekend, namelijk die van dominee Cornelis Fortuyn (1752-1828) en zijn echtgenote Agnes Jozina de Traytorrens (1758-1813) want op de lijst staat achter Fortuyns naam ‘Eerste portret’ genoteerd.3 Het is niet bekend of deze portretten nog bestaan.
Via het podium van de Tentoonstellingen van Levende Meesters kon de beginnende Kruseman zijn vaardigheden aan potentiële klanten tonen. In de tentoonstellingszalen had hij echter flinke concurrentie van zijn gerenommeerde leermeesters en raadgevers, zoals Charles Howard Hodges (1764-1837), Adriaan de Lelie (1755-1820) en Jean Augustin Daiwaille (1786-1850). Ook moest hij wedijveren met de werken van de gevestigde portretschilders Willem Bartel van der Kooi (1768-1836), Jan Willem Pieneman (1779-1853) en de in Leiden werkzame Ezechiel Davidson (1792-1870). Bovendien was er de Zuid-Nederlandse kunstenaar Cornelis Cels (1778-1859) die omstreeks 1815-1820 actief was in Den Haag. Het zal voor nieuwkomer Kruseman niet altijd eenvoudig zijn geweest klanten over te halen door hem hun portret te laten schilderen.
Daarnaast was het vast lastig opdrachtgevers te overtuigen hun portret als promotiemateriaal te laten exposeren, want ook al werd in de tentoonstellingscatalogus de naam van de geportretteerde niet vermeld, het portret hing daar, voor iedereen te beoordelen. Zo wilde de Amsterdamse effectenmakelaar, kunstverzamelaar en mecenas Albertus Bernardus Roothaan (1783-1847) niet dat het dubbelportret van hem en zijn protegé de beeldhouwer Louis Royer (1793-1868), geschilderd door Jan Willem Pieneman, werd getoond op de Salon te Mechelen: ‘Ik ben ook te veel bekend en wil niet mijn Bakkes door ’t Publiek word bekeeken. Het zou stof tot veel aanmerkingen geeven en daar wil ik buyten blijven. Want ik ga genoegt over de tong der jalouzie.’ [1].4 De recensenten noemden in de pers vaak wel de namen van de prominente personen van wie portretten te zien waren, mogelijk om lezers extra te bewegen de expositie te bezoeken.
Naast de promotie via de Tentoonstellingen van Levende Meesters speelden Krusemans gearriveerde leermeesters ook een rol in het verwerven van opdrachten, zoals Charles Howard Hodges die hem waarschijnlijk introduceerde bij de Amsterdamse adellijke familie Boreel. De van oorsprong Engelse schilder had zelf al rond de eeuwwisseling en ook omstreeks 1810 vier familieleden geportretteerd.5 Volgens de opdrachtenlijst schilderde Kruseman in ieder geval drie, vooralsnog ongeïdentificeerde, portretten van respectievelijk ‘de Heer Boreel’, ‘Mevrouw Boreel’ en van ‘Boreel van Hogelande’ [2].6 Mogelijk kreeg hij die gelegenheid omdat de opdrachtenportefeuille van Hodges te vol was.
Zoals eerder in Krusemans biografie is beschreven was het lidmaatschap van (kunst)genootschappen van essentieel belang om het juiste netwerk van opdrachtgevers te creëren.7 Tijdens de kunstbeschouwingen of andere activiteiten, konden kunstenaars eenvoudig contact leggen met verzamelaars en anders geïnteresseerden en aan hun naamsbekendheid werken. Krusemans lidmaatschap bij Felix Meritis sinds juni 1813 is hiervoor exemplarisch.8 Mogelijk was Krusemans connectie met beschouwend lid en verzamelaar Dirk Versteegh (1751-1822) omstreeks 1817 de aanleiding tot het verkrijgen van de opdracht tot het schilderen van het portret van Clara Henriette Kerkhoven van der Hucht (1800-1888), de echtgenote van Versteeghs aangetrouwde neef Theodorus Johannes Kerkhoven (1789-1857).9 En waarschijnlijk kende Jacobus Grevelink (1781-na 1855), commissaris van politie en bestuurslid van V.W., Kruseman sinds oktober 1818 toen de kunstenaar voor korte tijd lid was van dit Amsterdams genootschap.10 Het is in ieder geval opmerkelijk dat Grevelinks echtgenote, de actrice Geertruida Jacoba Grevelink-Hilverdink (1768-1827), juist rond die tijd op monumentale wijze door Kruseman is verbeeld [3].
Kruseman wist ook twee verzamelaars van zijn werk over te halen tot het laten schilderen van hun portret, namelijk makelaar en later kunsthandelaar Arend Henrik Brak (1788-1865) en advocaat Adriaan de Bruine (1780-1843). Brak, eigenaar van Een musicerend gezelschap (1819), en later ook van Een Italiaans meisje met een strooien hoed (ca. 1824) liet zowel zichzelf, als zijn vrouw en zijn moeder door Kruseman portretteren [4]. Ook De Bruine, die vijf genrevoorstellingen van Kruseman bezat, vroeg aan de kunstenaar hem en zijn vrouw te schilderen [5-6].11 In 1825, terug in Nederland, portretteerde Kruseman ook hun zoon Adriaan Hendrik de Bruine (1808-1870) [7-8].12
Een portretopdracht uit een andere zakelijke relatie is die van Marie Cornelia Theresia Allebé-Herckenrath (1790-1827) [9].13 Haar zoon Gerardus Arnoldus Nicolaus Allebé (1810-1892), de latere vader van de kunstenaar August Allebé (1838-1927), leerde bij Kruseman tekenen. De leermeester maakte een charmant getekend portret van zijn jonge leerling [10].14
1
Jan Willem Pieneman
Dubbelportret van Louis Royer (1787-1847) en Albert Roothaan (1783-1868), 1825 gedateerd
Amsterdam, Rijksmuseum, inv./cat.nr. SK-A-1114
2
Cornelis Kruseman
Portret van waarschijnlijk Jacoba Margaretha Maria Boreel (1793-1858), 1821 gedateerd
Private collection, inv./cat.nr. 44
3
Cornelis Kruseman
Portret van Geertruida Jacoba Hilverdink (1786-1827) in het karakter van Maria Stuart, 1820 gedateerd
Amsterdam, Stadsschouwburg Amsterdam, inv./cat.nr. H45
4
Cornelis Kruseman
Portret van Christina Wilhelmina Haskenhoff (1758-1841), 1818 gedateerd
Amsterdam, Rijksmuseum, inv./cat.nr. SK-A-2137
5
Cornelis Kruseman
Portret van Adriaan de Bruine (1780-1843), ca. 1814-1821
Private collection
6
Cornelis Kruseman
Portret van Christina Johanna Schollevanger (1786-1843), ca. 1820-1821
Private collection
7
toegeschreven aan Cornelis Kruseman
Portret van Adriaan Henricus de Bruine (1808-1870), 1828-01-06
Amsterdam, Rijksprentenkabinet, inv./cat.nr. RP-T-1940-475
8
Cornelis Kruseman
Portret van Adriaan Hendrik de Bruïne (1808-1870), ca. 1825-1826
Amsterdam, Instituut Collectie Nederland, inv./cat.nr. C1710
9
Cornelis Kruseman
Portret van Maria Cornelia Theresia Herckenrath (1790-1827), 1820 gedateerd
Amsterdam, Rijksmuseum, inv./cat.nr. SKA 3050
10
Cornelis Kruseman
Portret van Gerardus Arnoldus Nicolaus Allebé (1810-1892) als jongen, ca. 1818-1821
Amsterdam, Rijksprentenkabinet, inv./cat.nr. SK-A-3049
Notes
1 ‘Mevr. Bakker (buren)’; ‘Mevr. Moon [of Maan] (buren)’: ‘Lijst door den schilder C. Kruseman vervaardigde portretten’, nr. 63 Archief Familie Kruseman. Volgens de inventarislijst maakte Kruseman in die periode ook twee zelfportretten. Hij exposeerde twee keer een zelfportret: Amsterdam 1818, cat.nr. 156; Brussel 1821, cat.nr. 152.
2 Naast dit portret van zijn moeder exposeerde hij een mansportret: Amsterdam 1814, cat.nrs 81, 82.
3 ‘Lijst door den schilder C. Kruseman vervaardigde portretten’, nr. 63 Archief Familie Kruseman; Cornelis Fortuyn was predikant van de Nederduitse Gereformeerde gemeente te Amsterdam: Evenhuis 1965-1978, deel V, p. 282: Rotterdamse Courant 6 november 1828.
4 ‘[…] om onze portretten na[ar] Meechelen te sturen dat kan niet. Ik ben ook te veel bekend en wil niet mijn Bakkes door ’t Publiek word bekeeken. Het zou stof tot veel aanmerkingen geeven en daar wil ik buyten blijven. Want ik ga genoegt over de tong der jalouzie.’: brief van Albertus Bernardus Roothaan aan Louis Royer van 4 mei 1825 (Archief J.A. Alberdingk Thijm, nr. 5344, collectie KDC, Nijmegen)
5 Van der Feltz 1982, cat.nrs. 70 t/m 74.
6 ‘Lijst door den schilder C. Kruseman vervaardigde portretten’, nr. 63 Archief Familie Kruseman.
7 Zie hoofdstuk 2 van deze RKDStudy.
8 Zie hoofdstuk 2 van deze RKDStudy.
9 Zie hoofdstuk 2 van deze RKDStudy.
10 Zie hoofdstuk 2 van deze RKDStudy.
11 ‘Lijst door den schilder C. Kruseman vervaardigde portretten’, nr. 63 Archief Familie Kruseman. De genrevoorstellingen aangekocht door De Bruine waren Een oude man en vrouw (1816), Een musicerend gezelschap (ca. 1817-1819), Een jonge vrouw leest een brief voor een geopend venster en wordt bespied door een oude man ( ca. 1815-1821), Aalmoezeniersmeisje (ca. 1821) en later Fragment uit het paleis der Koningin Johanna te Napels (na 1825). In 1832 informeert Kruseman De Bruine over zijn aanstaand huwelijk met Henriette Angelique Meijer (1800-1868): brief van Cornelis Kruseman aan Mr. A. de Bruine van 21 september 1832, collectie Bibliotheek UvA (Bijzondere collecties).
12 Van Eeghen 1964, p. 166 [noemt J.A. Kruseman, maar is C. Kruseman]; Renting 2002-2003, cat.nr 114 (foutief als J.A. Kruseman). Van het geschilderde portret bestaat tevens een kleine kopie.
13 ‘Lijst door den schilder C. Kruseman vervaardigde portretten’, nr. 63 Archief Familie Kruseman. Volgens de werklijst met portretten is ook de Heer Allebé, Jacobus Joannes Allebé (1783-1845) geschilderd: Lohmann-de Roever 1978, p. 33. Op de inventarislijst zijn de namen van zowel mevr. Allebé als heer Allebé doorgehaald.
14 Lohmann-de Roever 1978, p. 36.