Cornelis Kruseman (1797–1857)

RKD STUDIES

8.11 De Nieuwe of Littéraire Sociëteit ‘De Witte’


Vanaf 1829 werden de genoeglijke avonden bij vrienden thuis uitgebreid met die bij herensociëteit De Nieuwe of Littéraire Sociëteit De Witte, gevestigd aan het Plein. Kruseman kwam in dat jaar als eerste kunstenaar door de ballotage van deze grootste en belangrijkste sociëteit in de hofstad. Het was een interessante plek voor het leggen en onderhouden van contacten met potentiële opdrachtgevers. De vereniging vormde in negentiende-eeuws Den Haag de belangrijkste ontmoetingsplaats voor de brede subtop van enige honderden en later zelfs duizenden mannen, die zich in de hofstad als leden van de zogenaamde ‘fatsoenlijke’ of ‘deftige’ standen tussen de ‘aanzienlijken’ en de brede burgerij manifesteerden.1 De leden van De Witte waren hoofdzakelijk hoge ambtenaren, officieren en beoefenaren van academische beroepen, zoals medici, advocaten, procureurs en notarissen, aangevuld met renteniers en een zeer kleine minderheid van ondernemers.2 Tot in ieder geval 1851 genoot de kunstenaar van de verbroederende sfeer van mannen onder elkaar, die hun vrije tijd doorbrachten met een drankje, spel en discussie.3

Het lidmaatschap van Kruseman bevestigde in feite de ‘fatsoenlijke’ status van het kunstenaarschap in de hofstad. Desalniettemin volgden weinig kunstenaars Krusemans voorbeeld, mogelijk omdat de jaarlijkse bijdrage van zestien gulden en vijftig cent kunstcollega’s weerhield, of ze werden niet toegelaten.4 Wel werd in 1833 beeldhouwer Louis Royer lid, vast op aanraden van zijn vriend Kruseman. Hij zou echter al in 1837 zijn lidmaatschap opzeggen vanwege zijn aanstelling in juni 1836 tot directeur beeldhouwen aan de Koninklijke Akademie in Amsterdam. De Antwerpse kunstenaar Jacques Joseph Eeckhout (1793-1861) werd lid van De Witte in 1837. Hij was van 1839 tot zomer 1844 eerste hoofdonderwijzer voor de teken- en schilderkunst aan de Haagse Tekenacademie, maar beëindigde het lidmaatschap eind 1843 wegens zijn vertrek terug naar België. Andere kunstbroeders die Kruseman aan de leestafel kon tegenkomen waren Joseph Moerenhout (1801-1875) (1837) en Raden Sarief Bastaman Saleh (1811-1880) (1838), de Indische kunstenaar en tevens leerling van Kruseman. Ook de genreschilder Johan Hendrik Koelman (1818-1893), eveneens leerling van Kruseman en latere directeur van de Haagse Academie van Beeldende Kunsten, werd in 1845 lid. Later voegden zich nog de marineschilder Louis Meijer (1809-1866) (1848), Krusemans leerling Louwrens Hanedoes (1822-1905) (1849) en graficus Johannes Christiaan d’Arnaud Gerkens (1823-1892) (1851) bij de Haagse herensociëteit.5

De grote betekenis van sociëteit De Witte schuilt niet alleen in het feit dat hier bij uitstek werd bepaald wie in de hofstad tot de fatsoenlijke standen behoorden, maar ook – en minstens evenzeer – in de gemeenschappelijke activiteiten waarmee de leden in de sociëteit tot een relatief homogene sociale groep aaneen werden gesmeed. De borreltafel, de leestafel en het biljart brachten de leden op dagelijkse voet nader tot elkaar. Meer en anders dan in de drie Haagse aristocratische sociëteiten, organiseerden de leden van De Witte ook speciale activiteiten als muziekavonden, bals en sinterklaasfeesten, waar bovendien de echtgenoten en soms kinderen bij konden zijn.6

Dankzij het Register houdende opgave van de leden met aantekeningen over de betaling van contributie, 1820-1851 wordt duidelijk dat verschillende van de door Kruseman geportretteerden rond het ontstaansjaar van hun portret inderdaad tegelijk met de schilder lid waren van De Witte.7 Kruseman portretteerde bijvoorbeeld rond het eerste jaar waarin hij lid was, mede-lid en gepensioneerde krijgs- en zeeman Cornelius de Jong van Rodenburgh. Ook Johan Willem baron Huyssen van Kattendijke (1782-1854), evenals de schilder lid geworden in 1829, werd samen met zijn tweede echtgenote Elisabeth Geertruy Mijnssen (1802-1856) omstreeks 1830-1832 door Kruseman geportretteerd.8 Andere opdrachtgevers van Kruseman die lid waren, of familie hadden die lid waren van Sociëteit De Witte, waren onder meer Johann Eberhard Paul Ernst Gericke (1785-1845), Constant Dominique Auguste de Quertenmont, Eduard van Oudermeulen (1801-1853), Pieter Alexander Sandelin (1777-1857), Frans Godard baron van Lynden (1761-1845) en leden van de familie Gevers, van de familie Van Rappard en van de familie Romondt [1-5].9

1
François Charette-Duval naar Cornelis Kruseman
Portret van Johann Eberhard Paul Ernst Gericke (1785-1845), 1846
Maastricht, Provinciehuis Limburg


2
Cornelis Kruseman
Portret van Margaretha Catharina Johanna van Hoogstraten (1810-1888) en haar zoon François Constant Jozef de Quertenmont (1831/1832-1852), 1835 gedateerd
Private collection


3
Cornelis Kruseman
Portret van Alida van Wickevoort Crommelin (1806-1883) en Ida Catharina van der Oudermeulen (1834-1857), 1835 gedateerd
Blowing Rock (North Carolina), particuliere collectie John Robbert Terry


4
Cornelis Kruseman
Portret van Frans Godard baron van Lynden (1761-1845), ca. 1830-1835
Private collection

5
Cornelis Kruseman
Portret van Otto d'Aumale van Romondt (1822-1883), Suzanna Cornelia Frederika van Romondt (1825-1899) en Wilhelmina Anna van Romondt (1827-1892), 1830 gedateerd
Utrecht, Centraal Museum, inv./cat.nr. 10864



Notes

1 Deze ‘aanzienlijken’ waren de heren die behoorden tot de adel en de groep die door hun hoge posities in het hof, landsbestuur en rechtspraak ver boven alle Hagenaars verheven waren; de hofdignitarissen (grootmeesters, kamerheren en dergelijke), diplomaten, hoge staatsfunctionarissen en magistraten: Furnée 2012, p. 58.

2 Furnée 2012, p. 151.

3 Voor het lidmaatschap van Kruseman: HGA, Archief De Witte, inv.nr. 795, Register contributie, 1820-1851: Kruseman staat in het register genoteerd van 1829 tot 1851. In het eerste jaar betaalde hij 17 gulden om daarna jaarlijks f. 16,50 te betalen; Furnée 2012, p. 174.

4 Landschapsschilder en etser Joseph Hartogensis (1822-1865) kwam bijvoorbeeld niet door de ballotage: Furnée 2012, p. 165.

5 ‘Register houdende opgave van de leden met aantekeningen over de betaling van contributie, 1820-1851’, Archief Sociëteit De Witte, 00612.01, nr. 795 (Haags Gemeentearchief). De kunstenaar Louwrens Hanedoes (1822-1905) kwam uit een vermogende familie: Furnée 2012, p. 769 (noot 32); Hoogenboom 1993, pp. 119, 192.

6 Furnée 2012, p. 152. De drie Haagse aristocratische sociëteiten waren de Grande Société, de Plaats Royal en de Besognekamer: Furnée 2012, pp. 107-150.

7 ‘Register houdende opgave van de leden met aantekeningen over de betaling van contributie, 1820-1851’, Archief Sociëteit De Witte, 00612.01, nr.795 (Haags Gemeentearchief).

8 Johan Willem baron Huyssen van Kattendijke en Kruseman kenden elkaar al. Omstreeks 1826 had de portrettist zowel zijn in dat jaar overleden echtgenote, met hun kinderen geschilderd als zijn vader Willem Jacob Huyssen van Kattendijke en Wijtvliet (1758-1826).

9 ‘Register houdende opgave van de leden met aantekeningen over de betaling van contributie, 1820-1851’, Archief Sociëteit De Witte, 00612.01, nr. 795 (Haags Gemeentearchief).

Cookies disclaimer

While surfing the internet, your preferences are remembered by cookies. Cookies are small text files placed on a pc, tablet or cell phone each time you open a webpage. Cookies are used to improve your user experience by anonymously monitoring web visits. By browsing this website, you agree to the placement of cookies.
I agree