8.3 Krusemans portretten: een typologische en stilistische analyse
Gedurende zijn loopbaan maakte Kruseman ruim tweehonderd portretten waarvan 96 mansportretten, tachtig vrouwportretten, twaalf kinderportretten en vijftien familieportretten.1 Deze laatste groep bestaat uit tien portretten van moeders en hun kind(eren), drie kindergroepen en twee gezinsportretten [1]. In twaalf werken is de afgebeelde ten voeten uit geportretteerd.2 Maar meestal schilderde Kruseman borststukken zonder handen of, de duurdere variant, personen ten halve lijve met handen.3 In deze laatste variant lijkt ook vaak het gezicht van de geportretteerde meer uitgewerkt dan in het geval van een borststuk, vooral bij de mannen. Deze gedetailleerdheid droeg bij aan de treffende gelijkenis en natuurlijkheid waar Krusemans portretten zo om gewaardeerd werden. Kruseman lijkt de dames letterlijk wat minder op de huid te zitten dan de heren, alsof hij over hun gezicht een filter plaatste. Dat leidde soms wel tot een minder karaktervolle, wat onnatuurlijke uitstraling dan bij de mansportretten. De schilder plaatste de geportretteerden meestal tegen een overwegend donkere achtergrond. In een enkel geval was het achterplan uitgewerkt met een doorkijkje naar een landschap, de zee of een landgoed gerelateerd aan de familie.
Uit Krusemans beginperiode (1814-1821) zijn niet veel portetten bekend. De meeste betreffen ongedateerde borststukken zonder handen, tegen een donkere achtergrond. Veel zijn nog aarzelend in de uitvoering. Het vroegst gedateerde portret is dat van Christina Wilhelmina Haskenhoff (1758-1841), de weduwe Brak, uit 1818 [2]. Deze moeder van een van Krusemans eerste verzamelaars zit met haar handen in de schoot; de muts omzoomt haar met aandacht uitgewerkte gezicht, met achter haar een doorkijkje naar zee.4 Twee andere vroege voorbeelden van portretten ten halve lijve zijn die van het echtpaar De Bruine, ook vroege liefhebbers van Krusemans werk [3-4]. In beide werken is de houding wat stijfjes, maar het gezicht van de heer De Bruine is, net als dat van de weduwe Brak met aandacht uitgevoerd. Dit geldt in mindere mate voor het portret van mevrouw De Bruine waarin het gezicht een wat vlakke uitdrukking heeft. De jonge portrettist voegde hier ook wat bijwerk toe, zoals een zilveren inktstel en twee boeken, wat een verwijzing is naar De Bruine’s functie als advocaat.
1
Cornelis Kruseman
Portret van Alida van Wickevoort Crommelin (1806-1883) en Ida Catharina van der Oudermeulen (1834-1857), 1835 gedateerd
Blowing Rock (North Carolina), particuliere collectie John Robbert Terry
2
Cornelis Kruseman
Portret van Christina Wilhelmina Haskenhoff (1758-1841), 1818 gedateerd
Amsterdam, Rijksmuseum, inv./cat.nr. SK-A-2137
3
Cornelis Kruseman
Portret van Adriaan de Bruine (1780-1843), ca. 1814-1821
Private collection
4
Cornelis Kruseman
Portret van Christina Johanna Schollevanger (1786-1843), ca. 1820-1821
Private collection
In 1825, na zijn terugkeer uit Italië, ontwikkelde Kruseman zich verder als portrettist. Het uitvoerig gestoffeerde, in de academische stijl geschilderde portret van de beroemde Oostenrijkse sopraan Amalia Schütz (1803-1852) lijkt een voorbode van Krusemans zelfverzekerdheid als kunstenaar, zowel in de uitvoering van zijn werk als ook in het bereik van een door hem geambieerde klantenkring [5]. Ook de portretten van het adellijke echtpaar Schimmelpenninck van der Oye tonen dat nieuwe, romantisch elan [6-7]. Beide echtelieden, bijzonder uitgelicht en geïdealiseerd weergegeven, kijken weg van de beschouwer, een zeldzaamheid in het oeuvre van Kruseman.5 Deze drie werken zijn een toonbeeld van Krusemans competentie om te werken in de internationale academische stijl in navolging van bekende grondleggers als Jacques Louis David (1748-1825) en Jean-August-Dominique Ingres (1780-1867). Deze portretstijl, gekarakteriseerd door een flatteuze, geïdealiseerde beeltenis gecombineerd met een waardigheid en eenvoud, werd zeer populair in de hofkringen. Omdat Kruseman zowel deze aanpak als de realistische, naturalistische stijl van portretteren beheerste kon hij zijn klanten de keuze geven hoe zij het liefst vereeuwigd wilden worden.
5
Cornelis Kruseman
Portret van operazangers Amalia Schütz (1803-1852) in de rol van Desdemona, 1825 gedateerd
Private collection
6
Cornelis Kruseman
Portret van Willem Anne Schimmelpenninck van der Oye (1800-1872), 1826 gedateerd
Private collection
7
Cornelis Kruseman
Portret van Adriana Sophia van Rhemen (1806-1842), 1825 gedateerd
Private collection
De schilder kreeg echter voornamelijk opdrachten voor het maken van behoudende borststukken zonder handen van statige heren in hun donkere kostuums, zoals dat van Berend Lewe van Aduard (1787-1839) [8]. Bij de dames kon Kruseman zich soms wat meer uitleven in de kleding en hoofddeksels, zoals bij het portret van Maria Catherina Frederika de Vignon [9].
Kruseman toonde in de duurdere portretten ten halve lijve meer van zijn kunnen, en dan vooral in de karaktervolle weergave van het gezicht. De mate van uitvoering was grotendeels gerelateerd aan de prijs, maar in sommige gevallen kan ook een persoonlijke, vriendschappelijke band met de geportretteerde een rol hebben gespeeld. Een mooi voorbeeld hiervan is het portret van mr. Benjamin Petrus van Wesele Scholten (1762-1829), een goede bekende van Kruseman uit zijn Haagse kennissenkring [10]. Het karaktervolle gezicht van de president van het Hooggerechtshof te Den Haag is zeer gedetailleerd weergegeven en geeft het portret een natuurlijke uitstraling.
10
Cornelis Kruseman
Portret van Mr. Benjamin Petrus van Wesele Scholten (1762-1829), 1827 gedateerd
Leiden, Museum De Lakenhal, inv./cat.nr. cat. 1983, nr. 895
8
Cornelis Kruseman
Portret van Berend Lewe van Aduard (1787-1839), 1826 gedateerd
Private collection
9
Cornelis Kruseman
Portret van Maria Catherina Frederika de Vignon (1773-1844), ca 1825-1826
Private collection
Vanaf de jaren dertig is Kruseman een volleerd portretschilder en op de toppen van zijn kunnen. Het portret van schout-bij-nacht Cornelis de Jong van Rodenburgh is hiervan een treffend voorbeeld [11]. Krusemans kwaliteiten openbaren zich in de subtiele, realistische behandeling van het gezicht van de officier, zijn natuurlijke houding, de effectieve weergave van het kleurrijke uniform en op de achtergrond uiteraard de zee, een verwijzing naar zijn functie. Echtgenote Maria Magdalena Le Sueur (1772-1836) is iets meer geflatteerd en geïdealiseerd geschilderd en heeft dezelfde aandacht voor haar kleding en achtergrond gekregen [12].
11
Cornelis Kruseman
Portret van Cornelius de Jong van Rodenburgh (1762-1838), ca. 1827-1829
Private collection
12
Cornelis Kruseman
Portret van Maria Magdalena Le Sueur (1772-1836), 1827 gedateerd
Den Haag, Cornelis Kruseman - J.M.C. Ising Stichting
In de daarop volgende jaren portretteerde Kruseman meer van deze hooggeplaatste lieden zoals financier Jan Bondt (1766-1845), Lt. Gouverneur Generaal Hendrik Merkus Baron de Kock (1779-1845) en advocaat en rechter te Amsterdam én amateur-dichter Jean Brand van Langerak en Cabauw (1788-1847) [13-15]. Vanaf 1847, na Krusemans terugkeer van de tweede reis naar Italië, schilderde Kruseman nog maar weinig portretten. Kruseman leek in 1848 nog een visitekaartje af te geven met het meer dan levensgrote portret van zijn drie nichtjes in de academische stijl, maar uiteindelijk concentreerde hij zich in zijn laatste levensjaren voornamelijk op religieuze voorstellingen [16].6 Vanaf het moment dat de schilder kwakkelde met zijn gezondheid, accepteerde hij nog mondjesmaat enkele portretopdrachten. Een van de laatsten die hij in 1855 portretteerde, waren zijn broer Johannes Diederik Kruseman (1794-1861), schoonzus Anna Maria Ross (1808-1877) hun zoon Johannes Diederikus Kruseman (1828-1918) [17].7
13
Cornelis Kruseman
Portret van Jan Bondt (1766-1845), 1833 gedateerd
Amsterdam, Stichting Kunst & Historisch Bezit ABN AMRO, inv./cat.nr. KR00002
14
Cornelis Kruseman
Portret van Lt. Gouverneur Generaal Hendrik Merkus Baron de Kock (1779-1845), ca. 1832-1834
Amsterdam, Rijksmuseum, inv./cat.nr. Sk-a 3796; 1386-A8
15
Cornelis Kruseman
Portret van Jean Brand van Langerak en Cabauw (1788-1847), 1833 gedateerd
Amsterdam, Amsterdam Museum, inv./cat.nr. A48
16
Cornelis Kruseman
Portret van de dochters van Johannes Diederik Kruseman (1794-1861): Henrietta Augusta (1836-1865), Maria Johanna Justina (1837-1919) en Johanna Cornelia Maria (1827-1914), 1848 gedateerd
Den Haag, Cornelis Kruseman - J.M.C. Ising Stichting
17
Cornelis Kruseman
Portret van Johannes Diederik Kruseman (1794-1861), 1855 gedateerd
Private collection
Notes
1 Het betreffen vooralsnog 203 portretten. Dit aantal is gebaseerd op bewaard gebleven werken én de ‘Lijst der door den schilder C. Kruseman vervaardigde portretten’: Archief Familie Kruseman inv.nr. 63.
2 Zeven van de twaalf werken ten voeten uit zijn, voor zover bekend, uitgevoerd op levensgroot formaat.
3 Het prijsverschil tussen een portret met of zonder handen is te herleiden uit de kasboekjes van Jan Adam Kruseman: Renting en Lipke-Deetman 2002.
4 Christina Wilhelmina Haskenhoff was in 1818 werkzaam in de graanhandel en haar echtgenoot was in 1812 houtzaagmolenaar. Dit maakt de verwijzing naar zee onduidelijk, terwijl er ook geen verband is gevonden qua familie of woonplaats.
5 De enige andere voorbeelden van een wegkijkende zitter zijn het portret van Amalia Schütz en het portret van Margaretha Catharina Johanna van Hoogstraten (1810-1888) en haar zoon François Constant Jozef de Quertenmont (1831/1832-1852) (1835).
6 Dit portret exposeerde Kruseman in 1848 op de Utrechtse en Amsterdamse Tentoonstellingen van Levende Meesters en in 1849 op de Haagse Tentoonstelling.
7 ‘Mijn kragt noch handen zouden voor als nog eenige serieuze arbeid gedragen. Noch het beoefenen van mijn vak gedoogen. Ik heb zelfs voorlopig uitstel verzocht en gelukkig verkregen, tot het vervaardigen van een paar portretten […]’Brief van C. Kruseman aan A.C. Kruseman van 31 mei 1856, Leiden Universiteitsbibliotheek, Archief A.C. Kruseman.