8.6 Leidse klantenkring 1825-1826
Voordat Kruseman in mei 1826 Amsterdam definitief verliet en zich vestigde in Den Haag, was hij omstreeks 1825-1826 actief in Leiden.1 De schilder schreef hierover aan vriend en beeldhouwer Louis Royer in mei 1825: ‘Ik heb het grootste gedeelte den tijd dat ik terug ben in Leyden doorgebracht alwaar ik een aantal portretten maak.’2 In een kleine twee jaar schilderde Kruseman zestien portretten van Leidenaren. Onbekend is hoe hij aan de contacten kwam van deze geportretteerden, die vooral actief waren in het Leidse stadsbestuur of in het landsbestuur. Zo waren daar Jhr. mr. Berend van Lewe van Aduard (1787-1839) en Daniel François van Alphen (1774-1840) lid van de Raad van Leiden [1-2]. Daarnaast had Kruseman de Leidse arts dr. Henricus Cuypers (1751/2-1827) en de rector van de Latijnse school in Leiden Franciscus Antonius Bosse (1775-1839) overtuigd van zijn kwaliteiten als portrettist [3-4].3 De geportretteerde dames waren echtgenote respectievelijk weduwe van heren die werkzaam waren geweest in de academische of bestuurlijke wereld, zoals Louise Rudolphine Julie de Vignon d'Avrincourt (1785-1869) en Dorothée Charlotte Schneither (1786-1860) [5].
In dezelfde periode kreeg Kruseman opdracht van de weduwe Christina Catharina Kemper de Vries (1772-1856) tot het maken van een postuum portret van haar echtgenoot professor Joan Melchior Kemper (1776-1824).4 Haar kinderen haalden haar over om ook zichzelf te laten portretteren. Beide werken zijn alleen nog bekend door hun kopie, vermoedelijk geschilderd door hun oudste dochter Elisabeth Kemper (1799-1871) [6-7]. Dankzij de overgeleverde gedenkschriften van deze dochter is een en ander bekend vanuit het zeldzame perspectief van het gezin.5 Elisabeth, zelf verdienstelijk schilder, schrijft dat Kruseman voor het portret van haar overleden vader gebruik wenste te maken van een, tegenwoordig onbekende, pleisterbuste gemaakt door Daiwaille.6 Deze buste moest uit Den Haag komen. In afwachting hiervan had Kruseman tijd over, waarop hij voorstelde om ook het portret van mevrouw Kemper te maken. De kinderen reageerden enthousiast: ‘”O! lieve moeder, laat dat doen!” was ons aller uitroep geweest.’ Mevrouw Kemper stribbelde aanvankelijk tegen, maar toen haar jongste kind vroeg of ze niet ‘[tegen]over Papa wilde hangen?’ bedacht ze zich. Haar kleding werd echter het volgende discussiepunt. Zo kort op het overlijden van haar man wilde ze in weduwkleed worden geportretteerd, Kruseman wilde haar afbeelden in meer representatieve kleding: ‘De heer Kruseman beweerde, dat was noodzakelijk, vooral omdat het voor ons als pendant over het pourtrait van onzen vader dienen moest.’ Ook hier weten de kinderen haar te overtuigen: ‘reeds hadden mijne zusters en ik een blauw fluweelen hofkleed, dat onze moeder veel gedragen had en in hetwelk onze vader haar gaarne zag, met eene toque [een baretvormige dameshoed], die daarbij behoorde, voor den dag gehaald. Beide artikelen droegen de hoogste goedkeuring van den schilder weg en er was aan onzen aandrang niet te wederstaan.’ Volgens Elisabeth was haar moeders portret het mooiste dat ooit door Kruseman was geschilderd, en het portret van haar vader ‘viel goed uit, zoo goed als dit kon, waar men het leven niet voor zich zag.’7
![](https://media.rkd.nl/iiif/10732094/full/!400,400/0/default.jpg)
1
Cornelis Kruseman
Portret van Berend Lewe van Aduard (1787-1839), 1826 gedateerd
Private collection
![](https://media.rkd.nl/iiif/10731321/full/!400,400/0/default.jpg)
2
Cornelis Kruseman
Portret van Daniel Francois van Alphen (1774-1840), 1825 gedateerd
Private collection
![](https://media.rkd.nl/iiif/10902630/full/!400,400/0/default.jpg)
3
Cornelis Kruseman
Portret van Dr. Henricus Cuypers (1751/2-1827), 1826 gedateerd
Leiden, Museum De Lakenhal, inv./cat.nr. S 240
![](https://media.rkd.nl/iiif/10669074/full/!400,400/0/default.jpg)
4
Cornelis Kruseman
Portret van Frans Antonie Bosse (1775-1839), 1826 gedateerd
Private collection
![](https://media.rkd.nl/iiif/10669076/full/!400,400/0/default.jpg)
5
Cornelis Kruseman
Portret van Dorothée Charlotte Schneither (1786-1860), ca. 1826
Private collection
![](https://media.rkd.nl/iiif/10869615/full/!400,400/0/default.jpg)
6
Elisabeth Kemper naar Cornelis Kruseman
Portret van prof. jhr. Joan Melchior Kemper (1776-1824), 1824 gedateerd
Private collection, inv./cat.nr. 1744-4
![](https://media.rkd.nl/iiif/10869612/full/!400,400/0/default.jpg)
7
Elisabeth Kemper naar Cornelis Kruseman
Portret van Christina Catharina de Vries (1772-1856), echtgenote van Joan Melchior Kemper (1776-1824), 1824 gedateerd
Private collection, inv./cat.nr. 1808
Notes
1 Over Krusemans redenen om te verhuizen naar de hofstad zie hoofdstuk 3 van deze RKDStudy.
2 Brief van Cornelis Kruseman aan Louis Royer van 21 mei 1825 (Archief J.A. Alberdingk Thijm, nr. 5305, collectie KDC, Nijmegen)
3 Cuypers was bovendien medeoprichter van Ars Aemula Naturar (1799), het schilder- en tekengenootschap in Leiden, en correspondent van de Eerste klasse van het eerdergenoemde Koninklijk Instituut.
4 Joan Melchior Kemper (1776-1824) was een Nederlands jurist, letterkundige, politicus en professor in de rechtsgeleerdheid op diverse Nederlandse universiteiten en speelde een belangrijke rol tijdens de Omwenteling van 1813.
5 Naber 1917, pp. 101-102.
6 Naber 1917, pp. 101-102. Mogelijk wordt bedoeld Krusemans leermeester Jean Augustin Daiwaille, hoewel van hem niet bekend is dat hij pleisterbustes maakte.
7 ‘De destijds meest beroemde schilder, Cornelis Kruseman, werd […] uit Den Haag ontboden. Al wat er aan schetsen en gravures aanwezig was [aan portretten van Melchior de Kemper], werd hem voorgelegd, doch hij beweerde het meest noodig te hebben een pleisterbuste door den heer Daiwaille vervaardigd. […] Het portret onzer moeder is wel het schoonste dat ooit door C. Kruseman vervaardigd werd. Ook dat van mijn vader viel goed uit, zoo goed als dit kon, waar men het leven niet voor zich zag.’: Naber 1917, p. 101-102.