8.8 Prestigieuze Haagse klantenkring 1826-1841
Eenmaal gevestigd in de hofstad nam Krusemans loopbaan als portretschilder een hoge vlucht. De portretopdrachten stroomden binnen: alleen al in de periode 1825-1827 schilderde hij circa 45 portretten, om uiteindelijk tussen 1825 en 1841 ongeveer 110 portretten en familiegroepen te maken. Hiermee wist hij zich uitstekend te handhaven naast andere prominente portrettisten, zoals zijn succesvolle jongere achterneef Jan Adam Kruseman (1804-1862), Christiaan Julius Lodewijk Portman (1799-1868), Nicolaas Pieneman (1809-1860) en de Zuid-Nederlander Jean-Baptiste Van der Hulst (1790-1862).
In 1827 schreef Kruseman over deze tijd aan zijn vriend Louis Royer: ‘ik ben een vermaard portret schilder in ’s gravenhage. […] hier heb ik gelegenheid om connecties met leden van den hoogsten rang te maken.’1 De Haagse elite, zowel adel als ministers en hoge ambtenaren en hun echtgenoten poseerden in ieder geval graag voor hem: ‘[Ik] Heb alle moogelijke satisfactie voor mijne kunst, heb nimmer zoo veel werk als ik maar af kan; dat zijn portretten in bustes, kniestukken, familiestukken al wat je maar wil, en het geen mij uitstekend betaald word.’2 Deze behoefte bij de Haagse beau monde om zich te portretteren was mogelijk aangewakkerd doordat koning Willem I (1772-1843) in 1814 de adel in zijn rechten had hersteld. Ook verhief hij enkele tientallen oude regentengeslachten en andere aanzienlijke families in de adelstand, evenals een groot aantal leden van de Staten-Generaal, hoge bestuurders en hoge officieren. Hij deed dit om het draagvlak voor de monarchie te vergroten.3 Deze opleving van Den Haag als hofstad en regeringscentrum zorgden voor een hernieuwd artistiek elan en een behoefte bij de nieuwe Haagse elite tot profilering.4
De ambitieuze Kruseman bedacht, vast alert op deze eigentijdse politieke ontwikkelingen, dat een portretschilder met zijn kwaliteiten in Den Haag commercieel succesvol kon worden. Toen hij begin 1826 dan ook vanuit Den Haag werd gevraagd voor het schilderen van portretten nam hij het besluit zich daar te vestigen.5 Het Haagse publiek had al een paar van zijn portretten kunnen zien op de Tentoonstellingen van Levende Meesters aldaar.6 En ook zijn schilderij Een oud blind man en een jong meisje bij kaarslicht, dat de Hagenaars in 1819 op de Tentoonstelling hadden gezien en was gekocht voor koningin Wilhelmina (1774-1837), had bijgedragen aan zijn bekendheid.7 Kruseman liet echter niets aan het toeval over en pakte de promotie van zijn portretten voortvarend aan. Inspelend op zijn potentiële gefortuneerde clientèle nam hij zijn intrek in het chique Haagse Hotel de Bellevue en toonde daar met succes een aantal van zijn portretten.8 Vanaf dat moment was Kruseman druk met het schilderen van de Haagse beau monde.
De meeste van Krusemans opdrachtgevers, zowel uit Den Haag als uit andere steden, behoorden tot de adel en de groep met hoge posities aan het hof, het landsbestuur en de rechtspraak, zoals hofdignitarissen, diplomaten, hoge staatsfunctionarissen en magistraten. Zo schilderde Kruseman eerdergenoemde schout bij nacht Cornelis de Jong van Rodenburgh (1762-1838) en zijn echtgenote Maria Magdalena Le Sueur (1772-1836). Ook portretteerde hij jurist Jacobus Petrus Ivo Diert van Melissant (1774-1847), zijn echtgenote Clara Elisabeth Helmich (1783-1837) en Hans Willem baron van Aylva (1751-1827), hofdignitaris van Willem I en een van de voormalige leden van de commissie tot ontwerp van de Grondwet 1813-1814 [1-3]. Een andere prestigieuze opdracht was het schilderen van Johannes graaf van den Bosch (1780-1844), toen generaal-majoor en Gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, en zijn echtgenote Rudolphina Wilhelmina de Sturler (1798-1873) met hun zoon Richard Leeuwenhart (1815-1905) [4-5].
1
Cornelis Kruseman
Portret van Jacobus Petrus Ivo Diert van Melissant (1774-1847), echtgenoot van Clara Elisabeth Helmich, 1826 gedateerd
Utrecht, Museum Catharijneconvent, inv./cat.nr. BMH S1541o
2
Cornelis Kruseman
Portret van Clara Elisabeth Helmich (1783-1837), 1826 gedateerd
Utrecht, Museum Catharijneconvent, inv./cat.nr. BMH S1541p
3
Cornelis Kruseman
Portret van Hans Willem van Aylva (1751-1827), 1828 gedateerd
Private collection
4
Cornelis Kruseman
Portret van Johannes graaf van den Bosch (1780-1844), generaal-majoor en Gouverneur Generaal van Nederlandsch Indie (1830-1833), 1829 gedateerd
Amsterdam, Rijksmuseum, inv./cat.nr. SK-A-2166
5
Cornelis Kruseman
Portret van Rudolphina Wilhelmina de Sturler (1798-1873), tweede vrouw van Johannes graaf van den Bosch, met hun zoon jhr. Richard Leeuwenhart van den Bosch (1815-1905), ca. 1829
Amsterdam, Rijksmuseum, inv./cat.nr. A2167
Kruseman ontving zijn klanten niet alleen op zijn atelier aan het Korte Voorhout en later aan de Prinsegracht, maar hij werkte ook bij opdrachtgevers thuis [6]. Zo kreeg hij in 1827 van Goswina Geurdina van Neukirchen (1781-1830) de opdracht tot het maken van portretten van haar en haar zoon Assueer Lubbert Adolph baron Torck (1806-1842) [7-8]. Ook haar dochter Henriëtte Jeanne Adelaide barones Torck (1802-1877) met kleinzoon en haar schoonzoon Adolf Werner Carel Willem baron van Pallandt (1802-1874) werden in deze periode door Kruseman geschilderd [9-10]. Kruseman kreeg de gelegenheid om op hun familielandgoed, Kasteel Rosendael, aan deze portretten te werken.9 Ondertussen logeerde hij bij zijn ouders in het nabij gelegen Velp. Kruseman schreef hierover aan vriend De Bruine: ‘Ik ben […] meesten dagen hier, op ’t huis Rozendael drok aan ’t werk en vergenoeg mij verder met gezellige huiselijke kring en wandelen.’10
6
Anoniem 1850-1854 gedrukt door C.A. Spin uitgegeven door Kunsthandel Frans Buffa & Zonen
Gezicht op kasteel Rozendaal, 1850-1854
Private collection
7
Cornelis Kruseman
Portret van Gooswina Geurdina van Neukirchen genaamd Nyvenheim (1781-1830), 1827 gedateerd
Private collection
8
Cornelis Kruseman
Portret van Assueer Lubbert Adolf baron Torck (1806-1842), ca. 1827-1828
Zypendaal (landgoed, Arnhem), Geldersch Landschap & Kasteelen, inv./cat.nr. 3563
9
Cornelis Kruseman
Portret van Henriëtte Jeanne Adelaide barones Torck (1802-1877) en Frederik Jacob Willem baron van Pallandt (1825-1888), 1826 gedateerd
Private collection
10
Cornelis Kruseman
Portret van Adolf Werner Carel Willem baron van Pallandt (1802-1874), 1827 gedateerd
Private collection
Hoge ambtenaren, officieren, medici, dominees, advocaten, procureurs en notarissen lieten zich graag door Kruseman schilderen. Advocaat, rechter Jean Brand van Langerack en Cabauw (1766-1845) en dominee Christiaan Leonardus van den Broek (1783-1849) en zijn echtgenote Margaretha Carp (1795-1842) zijn hiervan mooie voorbeelden [11]. Een van de weinige ondernemers die Kruseman contracteerde was graanhandelaar George Carel Nicola jr. (1814-1861). Deze telg uit de zeer gefortuneerde bakkersfamilie liet Kruseman een monumentaal portret ten voeten uit maken van zijn vrouw Cornelia Wilhelmina Cheriex (1814-1908) en hun dochters Wijnanda Nicola (1837-1921) en Catharina Nicola (1839-1863) [12].11
Kruseman bereikte zijn potentiële clientèle via diverse wegen. Uiteraard gaf hij een uitstekend visitekaartje af door ieder jaar wel een of meerdere portretten te tonen op de Tentoonstellingen van Levende Meesters.12 Daarnaast nodigde de schilder geregeld geïnteresseerden uit in zijn atelier aan de Prinsegracht om zijn werk te komen bekijken.13 Maar vooral zal mond op mond reclame en de aanwezigheid van zijn portretten in de huizen van de Haagse elite een belangrijke rol hebben gespeeld. Bovendien werd Kruseman als gevestigd portrettist een graag geziene gast tijdens gelegenheden bij zijn nieuwe Haagse kennissen en klanten. Vanaf 1829 bood ook zijn lidmaatschap bij herensociëteit De Nieuwe of Littéraire Sociëteit De Witte aan het Plein hem ingang tot de belangrijkste sociaalmaatschappelijke kringen.
11
Cornelis Kruseman
Portret van Jean Brand van Langerak en Cabauw (1788-1847), 1833 gedateerd
Amsterdam, Amsterdam Museum, inv./cat.nr. A48
12
Cornelis Kruseman
Portret van Cornelia Wilhelmina Cheriex (1814-1908) en haar dochters Wijnanda Nicola (1837-1921) en Catharina Nicola (1839-1863), 1840 gedateerd
Private collection
Notes
1 Brief van Cornelis Kruseman aan Louis Royer van 29 januari 1827 (Archief Familie Alberdingk Thijm inv.nr. 5305, collectie KDC, Nijmegen).
2 Brief van Cornelis Kruseman aan Louis Royer van 29 januari 1827 (Archief Familie Alberdingk Thijm inv.nr. 5305, collectie KDC, Nijmegen).
3 Furnée 2012, p. 117-118.
4 Rademakers 2020, pp. 228-230.
5 ‘[…] vertrok ik naar den Haag, alwaar ik tot hetzelfde einde [portretschilderen] ontboden was.’: brief van Cornelis Kruseman aan Louis Royer van 29 januari 1827 (Archief Alberdingk Thijm inv.nr. 5305, collectie KDC, Nijmegen).
6 In de periode 1814-1826 exposeerde Kruseman zijn werk inclusief portretten in Amsterdam, Brussel en Den Haag. De Hagenaars hadden zijn portretten in de hofstad kunnen zien op de Haagse Tentoonstellingen van Levende Meesters in 1817, 1819, en 1821.
7 Brief van Cornelis Kruseman aan Louis Royer van 29 januari 1827 (Archief Familie Alberdingk Thijm inv.nr. 5305, collectie KDC, Nijmegen).
8 Brief van Cornelis Kruseman aan Louis Royer van 29 januari 1827 (Archief Familie Alberdingk Thijm inv.nr. 5305, collectie KDC, Nijmegen).
9 Bierens de Haan 1994, p. 200.
10 Brief van Cornelis Kruseman aan Adriaan de Bruine van 3 juli 1827 (Bijzondere collecties Universiteit van Amsterdam).
11 Koechlin 1972, pp. 13, 24-25, 27.
12 Kruseman zond altijd een combinatie van zijn meest recente werk in, inclusief portretten. De spaarzame keren dat werk van Kruseman ontbrak op een tentoonstelling kwam bijvoorbeeld omdat hij afwezig was in verband met een reis (1822-1823 en 1842-1847; beide keren in Italië) of druk was met een grote opdracht, zoals in 1853-1854 met de laatste twee werken voor de opdracht van Huydecoper.
13 Brief van Cornelis Kruseman aan Anthon Gerhard Alexander van Rappard van 3 juni 1835, Archief jhr.mr. A.G.A. Ridder van Rappard, collectie Nationaal Archief)